12 DECEMBER 1956 321 Verschil van inzicht of overtuiging leidde nimmer tot persoonlijke ver wijten of misverstaan van eikaars goede bedoelingen. Wij moesten vernemen dat de heer Sondermeijer om persoonlijke redenen zijn ontslag nam als lid van onze Raad. Als fractieleider was hij een zakelijk en prettig persoon met wie het gemakkelijk was overleg te plegen. Ik hoop en vertrouw ook met zijn opvolger de heer Cosijn op dezelfde wijze contact te zullen hebben. Het is bemoedigend dat in zaken, waarbij de principiële levensbeschou wing van bepalende aard was, nimmer van enig verschil van opvatting is gebleken tussen de katholieke groeperingen in deze Raad. Met de heer Klompers zijn de contacten al zo nauw geworden, dat het vanzelfsprekend lijkt dat hij sedert kort tijdens de Raadsvergaderingen een plaats on middellijk naast de aan onze fractie toegewezen zetels heeft verkregen. Het is daarentegen wel te betreuren dat de katholieke fractie gedwon gen was de opvolger van de heer Quaedvlieg buiten te sluiten van be raad binnen de fractie, nu deze in strijd met zijn gegeven woord de laatst ontstane vakature in onze fractie accapareerde. De heer VERMEULEN zegt: Aan het begin van mijn algemene beschouwingen meen ik te mogen constateren, dat het achter ons liggende jaar een duidelijke verbetering te zien heeft gegeven in de zakelijke verhouding, Mijnheer de Voorzit ter, tussen Uw college en de Raad. Als symptomen daarvoor zou ik naar voren willen brengen, het groter aantal informele Raadsvergaderingen, welke in het afgelopen jaar zijn gehouden, waarin voor deskundigen tijdig, maar vooral ook uitvoerig, toelichtingen werden gegeven aan de Raad over belangrijke aangelegen heden, waarvoor te eniger tijd Raadsvoorstellen konden worden ver wacht. Hierdoor wordt de Raad in de gelegenheid gesteld, zonodig, be merkingen t.a.v. gedachte oplossingen nog in het stadium van voorbe reiding te plaatsen, waardoor het mogelijk is bij de verdere uitwerking der plannen daarmede rekening te houden. Verder is de verschaffing, dit jaar voor het eerst, van een investerings plan voor het komende jaar hoe summier dit overigens dan ook moge zijn een verdere aanduiding in dezelfde richting. Ook de bewoordingen waarin de nota van aanbieding en Uw memorie van antwoord zijn gesteld, alsmede de inhoud daarvan duiden m.i. op een ernstig streven Uwerzijds, de Raad in zijn behoefte aan voorlichting zo ver mogelijk tegemoet te komen. Alhoewel er mijnerzijds nog wel wensen overblijven, hetgeen U in het vervolg van mijn algemene beschouwingen wel duidelijk zal worden, ben ik Uw College Mijnheer de Voorzitter, toch erkentelijk voor het hiervóór door mij genoemde streven. Belangrijk is dat naar ik meen, wij daardoor gezamenlijk een verdere stap gezet hebben op de weg naar een zo ver antwoord mogelijke besluitvorming. Het enige wat ik hieraan nog zou willen toevoegen is: laat Uw College niet te gauw denken dat een be paald onderwerp te onbelangrijk zou zijn voor behandeling in Comité Generaal. Ook al blijkt er thans een enkel Raadslid van mening te zijn, dat dit soort van bijeenkomsten slechts dan belangrijk is, als ze ook nadrukkelijk als zodanig worden aangekondigd. Namens mijn fractie kan ik U ver zekeren, Mijnheer de Voorzitter, dat wij voldoende vertrouwen hebben in het inzicht van Uw College op dit punt, zodat wij niet bevreesd zijn dat door U onbelangrijke punten aan de orde zouden worden gesteld en daardoor dus overbodige vergaderingen zouden worden uitgeschreven. Naast bijeenkomsten waarin toekomstige agendapunten ter inlei ding door deskundigen aan de orde worden gesteld, had ik bij mijn algemene beschouwingen vorig jaar Uw College verzocht, eveneens bij-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 321