12 DECEMBER 1956 323 toezegging Uwerzijds nog niet werd ingelost, vindt zijn oorzaak in het feit, dat de Raad, bij mijn weten althans, van een inlossing van deze toezegging tot dusver weinig is gebleken. Daar Uw College reeds vorig jaar zelf de behoefte aan deze gegevens voelde, heeft het weinig zin hier nu nog eens in den brede te gaan uitweiden over de nuttigheid, om van de resultaten van dit soort onderzoekingen, als hulpmiddel bij het bepalen van het bestuursbeleid gebruik te kunnen maken. Ik zal dan ook in eerste instantie volstaan met Uw antwoord op dit punt af te wachten. Het is reeds vele malen in deze Raad betoogd, Mijnheer de Voorzitter, dat Breda is een snelgegroeide en nog steeds snelgroeiende stad. Daardoor worden aan het bestuur van deze stad extra hoge eisen gesteld. Achter stand op vrijwel alle terreinen van openbare voorzieningen, mede ver oorzaakt door en gevolg van deze snelle groei, dienen zo snel mogelijk te worden ingehaald. Wegen, rioleringen, bestratingen, openbare ge bouwen, gemeente diensten, moeten worden aangelegd, uitgebreid, ver bouwd of verbeterd, waarbij mede door het tempo waarin zulks geschiedt, spanningen binnen het budget welhaast onvermijdelijk zijn. Ook ons ambtenarenkorps zal, zowel qua sterkte als qua niveau, moeten worden aangepast aan de hogere eisen, welke voortvloeien uit het veranderende karakter van de stad. In hóeverre wordt door Uw College bij het personeelsbeleid daarmede reeds rekening gehouden en kunt U daarover iets naders aan de Raad mededelen. Tot dusver is het aanvullend rapport betreffende het efficiëncy onder zoek bij openbare werken nog niet verschenen. Dat ik dit hier memoreer, Mijnheer de Voorzitter, wordt verklaard door de omstandigheid dat ik, naarmate de stad groter van omvang wordt, en dientengevolge dus ook het bestuursapparaat en de apparaten van de verschillende diensten en bedrijven groeien, het zeer op prijs zou stellen indien Uw College, te eniger tijd, met voorstellen in de Raad zou willen komen waardoor de bewaking van de efficiëncy zou kunnen worden bevorderd. De wijze waarop zulks zou dienen te geschieden laat ik voorshands gaarne aan Uw College ter beoordeling over. Ik weet dat hiermede geen eenvoudig probleem gesteld wordt, maar omdat wij nu eenmaal verant woordelijk zijn voor de nuttige besteding van de aan ons toevertrouwde middelen, verdient het efficiëncy probleem onze voortdurende zorg en aandacht. In hetgeen voorafging en ook in hetgeen door mij het vorig jaar betreffende dit punt werd opgemerkt, heeft U kunnen beluisteren, Mijn heer de Voorzitter, dat ik bereid ben medewerking te verlenen, indien het nodig mocht blijken daartoe specialisten aan te trekken, door het daarvoor benodigde bedrag te voteren. Geleidelijk aan zou naar mijn oordeel een rechtstreeks onder Uw College ressorterend bureau ter bewaking van de efficiëncy van ons ge meentelijk apparaat, ten volle zin hebben. Ik zal gaarne de mening van Uw College dienaangaande vernemen. Ook dit jaar, Mijnheer de Voorzitter, wil ik mij bij mijn algemene beschouwingen uitsluitend bepalen tot de grote lijnen van het bestuurs beleid en zou ik dus niet willen vooruitlopen op de eventueel hoofd- stuksgewijze nog te houden algemene beschouwingen. Ditmaal zou ik echter wel iets langer willen blijven stilstaan bij de algemene financiële situatie waarin onze gemeente verkeert, omdat dit naar mijn oordeel ook direct de grote lijnen van het bestuursbeleid raakt. Het vaststellen van de begroting Mijnheer de Voorzitter, mag m.i. n.l. wel gezien worden als het vastleggen in hoofdlijnen van het voor het komende jaar te voeren gemeentelijk beleid, door middel van vast stelling van de voor het komende jaar, voor de verschillende activiteiten benodigde kredieten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 323