326
12 DECEMBER 1956
voortzetting daar wel toe zou mogen voeren, dan ben ik overtuigd, dat
het algemeen belang daardoor gediend zou zijn Mijnheer de Voorzitter,
waarvan de behartiging althans voor deze gemeente aan ons
gezamenlijk is toevertouwd.
Het lijkt mij i.v.m. het voorafgaande nu goed, Mijnheer de Voorzitter,
mijnerzijds meer concreet aan te geven op welke punten van het finan
ciële beleid ik van U gaarne nadere toelichting zou ontvangen.
Ik kom dan eerst met het verzoek om een investeringsplan op langere
termijn. In de voorliggende begroting zijn t.l.v. de algemene dienst ver
werkt de kapitaalslasten van de t/m 1956 gerealiseerde kapitaalswerken
en de kapitaalslasten, voortvloeiende uit de eventueel in 1957 te verlenen
kredieten op basis van het investeringsplan voor genoemd jaar. Voor
wat deze laatste lasten betreft, kan worden aangenomen, dat zij eerst in
1958 of later werkelijk t.l.v. de begroting komen, zodat deze 885.000
gulden niet ten laste van 1957 zullen behoeven te worden uitgegeven.
Het is echter nietttemin juist deze post op te voeren, omdat daardoor
het budget voor de algemene dienst wordt ingesnoerd tot de omvang,
welke zal bestaan als deze kapitaalswerken eenmaal geëffectueerd zijn.
Welke investeringen na 1957 nog zullen moeten plaats vinden is de
Raad op dit moment niet bekend, althans niet in samenhang met de
daaruit volgende financiële konsekwenties.
Laat ik voor een zeer globale becijfering aannemen, Mijnheer de Voor
zitter, dat hetgeen U vorig jaar in Uw antwoord noemde, als de te ver
wachten investeringen voor de eerstvolgende 4 jaren, juist is n.l. 14 mil-
lioen per jaar voor niet-rendabele investeringen, dan betekent dit even
eens globaal een verdere toename van de kapitaalslasten t.l.v. de gewone
dienst in een orde van grootte van ca. 8 a 900.000 gulden per jaar.
Momenteel bedragen deze kapitaalslasten reeds c.a. 4 millioen en het
geraamde tekort reeds 2,5 millioen. Is het nu redelijk en verantwoord
aan te nemen dat voor deze lasten in komende jaren dekkingsmiddelen
gevonden zullen worden tot een omvang, als rekening houdende met dit
acres nodig zullen zijn. Daarbij moet in aanmerking worden genomen,
dat ook de overige uitgaven t.l.v. de gewone dienst beslist niet de neiging
tot dalen zullen vertonen. Het tegendeel ligt meer voor de hand.
Het lijkt mij dan ook de vraag, Mijnheer de Voorzitter, of, zo boven
staande becijfering globaal genomen juist is, verwacht mag worden dat,
de centrale overheid bereid zal zijn om te volgen bij het Uwerzijds
voorgenomen ons overigens nog onbekende investeringsplan van
70 millioen voor niet-rendabele investeringen, in aanmerking nemende
de tijdsduur waarbinnen Uw College denkt dit allemaal te gaan realiseren.
Zo zulks niet het geval mocht zijn: wat gaan wij dan doen. Welke
investeringen gaan wij dan eerst en welke eventueel later plegen. Wij
moeten dan ook nu reeds voorzichtig zijn met het goedkeuren van verde
re investeringen met het oog op de daaruit voor een groot aantal jaren
voortvloeiende kapitaalslasten t.l.v. de algemene dienst. Voorkomen
moet in ieder geval worden dat wij op een gegeven moment voor het
fait accompli gesteld worden dat de middelen de top hebben bereikt
en daardoor nu reeds te voorziene noodzakelijke investeringen achter
wege zouden moeten laten of zouden moeten verschuiven naar een ver
dere toekomst, terwijl vóór het bereiken van die top reeds goedgekeurde,
doch minder noodzakelijke investeringen tot uitvoering zouden komen.
Ik blijf dus pleiten, Mijnheer de Voorzitter, voor een investeringsplan
voor een langere periode vooruit met een globale becijfering van de
financiële konsekwenties daarvan voor de algemene dienst. Doordat wij
m.i. de grens naderen van ons financieel kunnen, wordt de behoefte
daaraan nog groter. De Raad is dan tevens in de gelegenheid aan de
hand van dit plan voor elke daarin opgenomen post de urgentie vast
te stellen.