328
12 DECEMBER 1956
zeer beslist niets meer gerealiseerd gaat worden. Bovendien zijn deze
afschrijvingen ditmaal, dan ook nog opgenomen tegen hogere bedragen
dan de in verdere jaren volgende afschrijvingen over dezelfde objecten.
Niet alleen dus een voortijdige afschrijving maar bovendien ook nog
een extra hoge afschrijving. Om het U mogelijk te maken te controleren
hetgeen hiervoor door mij wordt bedoeld, zou ik als voorbeeld willen
noemen de afschrijvingen gepleegd op kredieten verleend voor de reali
satie Hoogspoor. Hiervoor zijn in de afschrijvingen posten opgenomen,
waarvoor ik gaarne een nadere verklaring van Uw College zou willen
vernemen.
Resumerend zou ik met betrekking tot de voorliggende begroting
willen zeggen, Mijnheer de Voorzitter, dat het financiële aspect daarvan
mij allerminst reden tot gerustheid geeft. Dat het mij met de toegestane
bevoegdheden en de beschikbare gegevens nauwelijks mogelijk is de
verantwoordelijkheid voor de goedkeuring van deze begroting te dragen.
Het moge dan waar zijn dat Breda, zoals door Uw College bij herha
ling werd betoogd, nog een grote achterstand heeft in te halen t.o.v.
gemeenten van een soortgelijke grootte en betekenis en dat de uitkerings
normen voor Breda verhoudingsgewijze t.o.v. die gemeenten te laag zijn,
dit zal toch geen oorzaak en aanleiding mogen zijn om althans niet een
poging te wagen aan te geven, welk niveau uiteindelijk rekening
houdende met al deze omstandigheden dan wel verantwoord mag
worden geacht, om daarop de begroting te doen sluiten.
Ik heb niet de indruk dat wij onverantwoorde uitgaven doen, integen
deel, ik heb zelf reeds gezegd in hetgeen voorafging dat spanningen in
het budget tengevolge van uitgaven, voortvloeiende uit de snelle groei
van de stad welhaast onvermijdbaar zijn. Ik heb echter tevens de indruk,
dat wij mede door een overigens prijzenswaardige activiteit van o.a.
onze dienst van openbare werken doende zijn deze achterstand wel heel
snel in te halen. Mogelijk zou op bepaalde gebieden van de openbare
verzorging van onze stad kunnen worden aangetoond, dat deze achter
stand reeds is omgezet in een voorsprong.
Ik denk daarbij aan al datgene wat hier reeds tot stand werd gebracht
op het gebied van stadsverfraaiing, wegverbetering, stadsverlichting
om nog maar niet te spreken van de grote bedragen, welke reeds zijn
geïnvesteerd voor stadssanering.
Ik meen te mogen stellen, dat wij op dit punt de toets van de verge
lijking ook met de door U i.v.m. de uitkeringsnormen genoemde steden
ten volle kunnen doorstaan. Het snelle tempo, hoezeer overigens ook
door mij toegejuicht, waarin men zich voorstelt dit alles te gaan reali
seren, zou wel eens even snel zijn begrenzing kunnen vinden in de finan
ciële mogelijkheden of zo U wilt onmogelijkheden.
Het is daarom en niet omdat ik met U er niet van overtuigd zou zijn
dat een stad die leeft moet bouwen aan zijn toekomst, dat ik met nadruk
pleit om daarbij het financiële aspect van ons handelen niet uit het oog
te verliezen. Vandaar mijn verzoek om meer klaarheid en inzicht op
langere termijn. Los van hetgeen voorafging wordt de situatie met be
trekking tot de investeringen nog extra moeilijk door de bestaande krapte
op de kapitaalmarkt. Dit duidt er op, dat door welke oorzaak deze krapte
overigens veroorzaakt moge zijn, er gewaakt zal dienen te worden tegen
een overmatig beroep op deze markt voor niet rendabele investeringen.
De S.E.R. heeft in een onlangs door haar uitgebracht rapport eveneens
reeds gewaarschuwd tegen overinvesteren. Het is de vraag of in dit licht
gezien het door ons gedachte tempo zal kunnen worden gehandhaafd
en of wij ons nu reeds niet dienen te beraden over alternatieve oplossin
gen indien zulks mocht blijken niet het geval te zijn.
Bij de aanvrage, welke door U namens de Raad werd ingediend, Mijn
heer de Voorzitter, ter verkrijging van een subjectieve verhoging werd