332
12 DECEMBER 1956
meen ik dat daardoor het begrip en respect tussen de verschillende be
volkingsgroepen voor elkanders diepste levensovertuiging slechts zou
kunnen worden vergroot.
Het kan de Raad bekend zijn, dat mijnerzijds evenzeer als dit met al
mijn fractiegenoten het geval is, alle begrip aanwezig is voor de bete
kenis van de diepste levensovertuiging van het individu voor zijn maat
schappelijk handelen.
In dit verband zullen er dus specifieke gebieden blijven waarop al
leen maar kan worden gehandeld met mensen van de gelijke levens
overtuiging. Waar ik tegen zou willen waarschuwen is echter tegen het
zonder grondige reden gaan uitbreiden van dit aantal gebieden, zulks
naar mijn oordeel, tot schade van het algemeen welzijn. Bij hel subsidie
beleid zal hetgeen vooraf ging voor mijn fractie steeds richtsnoer voor
het handelen zijn. Het zou prettig zijn, Mijnheer de Voorzitter, zowel
van de zijde van Uw College als van de overige fracties, een standpunt
bepaling ten dien aanzien te mogen vernemen.
Aan het einde van mijn algemene beschouwingen, Mijnheer de Voor
zitter, wil ik ook ditmaal Uw College en alle ambtenaren dank zeggen
voor datgene wat in het achter ons liggende jaar door Uw College zowel
als door hen in het belang van onze stad werd verricht. Wij hebben het
voorrecht te mogen leven, Mijnheer de Voorzitter, in een mooie stad en
wij ervaren uit eigen waarneming, dat zij, die in enigerlei functie ge
roepen zijn aan de verzorging en uitbreiding daarvan te werken, dit met
veel liefde en toewijding doen.
Breda leeft in een moeilijke, maar tegelijk interessante periode van haar
bestaan. De uitgroei tot grote stad gaat nu eenmaal gepaard met grote
moeilijkheden. Het is echter aan de andere kant interessant aan de oplos
sing daarvan te mogen medewerken. Het vereist van alle daarbij be
trokkenen de Raad niet uitgesloten breedheid van visie en grootsheid
van aanpak. In dat opzicht ben ik het volkomen met een door U ge
bezigde uitlating eens, Mijnheer de Voorzitter, dat halve oplossingen
leiden tot verspillingen van geld zonder resultaat.
Waar ik echter bij het financiële deel van mijn beschouwing bij Uw
College slechts op heb willen aandringen is, vergeet niet of zie niet over
het hoofd in Uw enthousiasme tot handelen en in Uw liefde voor Breda
welke daaraan ten grondslag ligt, dat realisatie van al dat schoons
slechts mogelijk is, indien U gelijktijdig er in slaagt de financiële moge
lijkheden in gelijke mate te verruimen.
Blind zijn voor de in deze sector gelegen moeilijkheden kan slechts in
een verdere toekomst leiden tot desillusie en mogelijk zelfs tot schade
zijn voor onze stad.
Dit is iets, Mijnheer de Voorzitter, wat noch Uw College noch de Raad
zouden willen, vandaar mijn pleidooi voor vooruitzien ook op financieel
gebied.
Terwijl wij hier in volle vrijheid, Mijnheer de Voorzitter, ons kunnen
bezighouden met bestuurszaken van onze stad en daarbij zonder enig
voorbehoud of vrees kunnen getuigen van onze opvattingen, leeft men
in een ander deel van Europa nog in volslagen geestelijke onvrijheid
en onder de vrees voor lichamelijke terreur en eeweld. Dat mensen
daardoor zo tot vertwijfeling kunnen worden gebracht als in Budapest
het geval is, dat het leven dan voor hen nog zo weinig waarde meer
heeft dat zij zelfs met blote handen zich gaan verzetten tegen de tanks
en pantserwagens van de onderdrukkers, moet voor ons als democraten,
Mijnheer de Voorzitter, een teken aan de wand zijn ter waarschuwing
welke gevolgen het kan hebben, indien men de democratie over boord
zet. De handhaving van de democratie, Mijnheer de Voorzitter, kan niet
beter worden bewerkstelligd dan door een zo goed mogelijk doen func
tioneren van de bestuurlijke organen. Voor zover wij daartoe het onze