12 DECEMBER 1956 333 kunnen bijdragen, kunt U er van verzekerd zijn dat wij dat zullen doen. Diep is ons medeleven met het Hongaarse volk, hetwelk thans zo on menselijk zwaar wordt getroffen, en groot is onze bewondering voor de moed en het uithoudingsvermogen hetwelk het betoont in zijn strijd tegen een gigantische togenstenthri'h. Het einde van deze strijd is voor mij, Mijnheer de Voorzitter, echter niet twijfelachtig. Ook al lijken de om standigheden dikwijls op het tegendeel te duiden, het zal uiteindelijk steeds de vrijheid zijn welke wint, omdat alleen in vrijheid de mens kan komen tot zijn volle geestelijke ontplooiing, welke voorwaarde is voor zijn uiteindelijk geluk. Alles wat daaraan in de weg staat zal op den duur als ondragelijk worden ervaren en worden weggevaagd. Als vrije mensen, Mijnheer de Voorzitter, hopen wij dat de marteling van het Hongaarse volk van niet te lange duur moge zijn en dat het daarna de zo vurig begeerde vrijheid moge deelachtig worden. Tot zover Mijnheer de Voorzitter in eerste instantie. De heer COSIJN zegt: Mijnheer de Voorzitter. De tijd, waarin wij nu leven, kan zeker gerekend worden tot de be wogen tijden die wij nu en dan in het leven medemaken. De oorlogsdreiging is niet van de lucht en veroorzaakt angst onder de bevolking van Nederland en ook dus onder de inwoners onzer stad. De gevolgen zijn conjuncturele schommeling, hamstering wegens vrees voor tekort aan levensmiddelen en andere consumptie artikelen. Men heeft lessen getrokken uit vorige oorlogen, maar men vergeet, dat de omstan digheden bij iedere oorlog anders zijn. De hamsterwoede brengt extra opleving in bepaalde industrieën en bedrijven. De prijzen van vele arti kelen worden duurder, derhalve vermindering van de koopkracht van het geld. De geldmarkt wordt in sterke mate beheerst door industriële investe ringen. De handel en industrie doet een beroep op de geldmarkt en door deze vraag naar geldmiddelen stijgt de rentestand tot een hoogte, die het onmogelijk maakt voor rijk en gemeente om geld op te nemen binnen het toegestane rentegamma. De Gemeenten in het algemeen, bijgevolg ook onze Gemeente zal met financieringsmoeilijkheden te kampen krijgen, waardoor stagnatie kan ontstaan in het Gemeentelijk apparaat en met name in de woningbouw, om niet te spreken van de verwezenlijking van gerechtvaardigde ver langens voor onze Gemeente, waar dringend behoefte bestaat aan op richting van gebouwen voor diensten en bedrijven. Men kan het betreuren, dat de Gemeentelijke autonomie slechts een beperkte werking heeft, maar het is de vraag of onder de huidige om standigheden bezwaar gemaakt kan worden tegen de maatregelen, die van Rijkswege genomen worden en tegen de ordening die van bovenaf wordt opgelegd. Het is begrijpelijk, dat de Raad van Burgemeester en Wethouders wel waakzaamheid verwacht om de belangen, die onze stad aangaan, op de juiste plaats met kracht te verdedigen. Mijnheer de Voorzitter, de woningnood is groot en als wij mogen aan nemen, dat de cijfers die ons bekend geworden zijn omtrent het huidige tekort aan woningen juist zijn en als wij dan kunnen vaststellen, dat het woningtekort sinds het vorig jaar nog belangrijk is toegenomen, dan beklemt ons de vrees dat wij nog jaren zitten met een tekort aan wo ningen, zeer ten ongerieve voor degenen die een woning moeten hebben. Het zou niet juist zijn om Burgemeester en Wethouders aansprakelijk te stellen voor het groter worden van het woningtekort, omdat ons niet voorbij gegaan is, dat evenveel woningen gebouwd zijn als het onze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 333