356
13 DECEMBER 1956
De delegatie wordt beheerst door een doelmatige arbeidsverdeling.
Zij betekent het doorgeven van boven naar beneden van bepaalde ver
antwoordelijkheid. Niet van beneden naar boven. Dit kan niet. Niemand
is in staat iets te geven, wat hij niet heeft. De Raad heeft bepaalde
verantwoordelijkheden aan Burgemeester en Wethouders en deze geven
weer door aan hun portefeuillehouders en ook aan stafambtenaren.
Uiteraard blijft hier de verantwoordelijkheid van deze laatsten aan Bur
gemeester en Wethouders en van Burgemeester en Wethouders aan de
Raad ongebroken bestaan.
In verband hiermede moet spreker de opmerking van de heer Toxo-
peus over de benoeming van tijdelijke leraren aan het Gymnasium terug
wijzen. De Raad heeft alleen deze bevoegdheid aan Burgemeester en
Wethouders gedelegeerd, omdat de benoeming van vaste leerkrachten
aan het gymnasium door Burgemeester en Wethouders niet mogelijk is;
anders zouden Burgemeester en Wethouders ook deze delegatie hebben
voorgesteld. Wanneer de heer Toxopeus nu stelt, dat de Raad hier te
ver is gegaan, dan blijft altijd de mogelijkheid, dat de Raad zijn be
noemingsbevoegdheid geheel terugneemt. Burgemeester en Wethouders
ontraden de Raad echter deze stap te doen.
Ten aanzien van de opmerking van de heer Bastiaansen nopens de
nieuwe colleges met besturende bevoegdheid merkt spreker op, dat ge
wacht dient te worden op een wijziging van de wet. De tegenwoordige
gemeentewet laat instelling van zulke colleges niet toe. Het rapport van
de Staatscommissie De Quay beveelt met name de instelling van zulke
commissies aan. Reeds meerdere malen hebben Burgemeester en Wet
houders te kennen gegeven, dat zij met verlangen uitzien naar de mo
gelijkheid om deskundigen uit de burgerij deel te doen nemen aan het
bestuur.
Wat de methodiek der raadscommissies betreft moet spreker berouw
vol op de borst kloppen. Ziekte en overbelasting van de juristen op de
secretarie hebben de zaak opgehouden en langer dan gewenst. Er is
wel beraad geweest. Het vraagstuk is echter niet eenvoudig. Als Burge
meester en Wethouders met dit voorstel op tafel komen, dan moet dit
voorstel afgerond en goed doordacht zijn. Burgemeester en Wethouders
zien de informatieve raadsvergaderingen niet als algemeen theoretische
voorlichting. Er zijn in 1956 4 van zulke vergaderingen geweest n.l. een
over het Hoogveldrapport, een over de financiële verhouding en twee
over de binnenstad. Het Seniorenconvent is tweemaal bijeen geweest.
Eenmaal over de industrie en eenmaal over onderwijskwesties. Dit Se
niorenconvent dient alleen maar bijeen te komen over belangrijke be-
stuurskwesties met vertrouwelijk karakter.
De tweede groep kwesties, welke het inwendig bestuur der stad raakt,
houdt vooreerst in.de longrun financiering en de investering. Spreker
kan niet beter doen, dan te herhalen hetgeen hij in 1955 over deze
kwestie heeft gezegd. Het gemeentebestuur koerst op de wind van de
dag. Spreker heeft geboeid geluisterd naar het knap betoog van de heer
Vermeulen. Toch was dit betoog z.i. te theoretisch. Breda werkt met een
niet-sluitende begroting. Zekerheid inzake de financiën is niet te ver
werven. De factoren, die hierbij een rol spelen, zijn niet van intern be
leid, maar van extern beleid. De gemeente heeft dit niet in de hand.
Burgemeester en Wethouders achten het noodzakelijk een geforceerde
investering van 14 miljoen per jaar tot 1960 voort te zetten, althans
daarnaar te streven. Dit is heel moeilijk bereikbaar. In 1956 is ongeveer
10 miljoen geïnvesteerd. Het overzicht van de oude nog lopende kredie
ten zal worden overgelegd.
Op de tweede plaats ligt daar het efficiëncyvraagstuk. Ook dit is een
probleem in een grote gemeente, welke in haar groei verkeert. In de