13 DECEMBER 1956 357 allergrootste gemeenten zijn verschillende oplossingen gevonden en wel door a. het oprichten van een contactorgaan voor de verschillende directeuren; b. het instellen van een eigen efficiency-bureau; c. de opdracht van de efficiëncy-controle aan derden. In deze gemeente is het vraagstuk nog in studie. Het vraagt veel tijd. Het krediet voor het aanvullend efficiëncy-rapport van Openbare Wer ken is eerst in juli 1956 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd, waar door de vertraging is ontstaan. Burgemeester en Wethouders bevorderen de besprekingen tussen de staf-functionarissen zoveel mogelijk. Hierdoor zal onefficiënt energieverbruik worden voorkomen. In hetzelfde vlak ligt de sociografische dienst. Burgemeester en Wet houders hebben indertijd gesteld, dat een hoofdambtenaar ter secretarie met sociografische vraagstukken zou worden belast. Na intern overleg is besloten aan de staf van Openbare Werken zelf een ambtenaar toe te voegen. Deze komt in januari a.s. in dienst. Aan het E.T.I. is een rapport gevraagd over de pendelbeweging. Dit rapport is uitgebracht. Wat de verkeersveiligheid betreft zij opgemerkt, dat bij de aanleg van wegen met verkeerscommissie en de Politie contact wordt gehouden. Thans wordt overwogen om aan de vaste staf van Openbare Werken een verkeersspecialist toe te voegen. Deze kan de verkeersproblemen, welke steeds moeilijker worden, mede bezien. Burgemeester en Wethouders zullen de vraag om in de verkeers commissie een ambtenaar van het Openbaar Ministerie op te nemen nog gaarne opnieuw bezien. Er resten nog enige vraagstukken van algemene aard. Vooreerst de industrialisatie. Dit vraagstuk is erg conjunctuurgevoelig. Was er in 1952 een groot aantal werklozen, thans is er een groot tekort aan arbeiders. Het streven naar industrialisatie is daardoor op de achtergrond geraakt. Breda kan zich inmiddels verheugen op een behoorlijk industrieterrein, waardoor het mogelijk zal zijn elke industrievestiging op te vangen. Burgemeester en Wethouders streven er naar de bestaande industrieën naar vermogen te helpen. De heren Bastiaansen en Cosijn kan hij ver zekeren, dat het College terzake diligent is. De verplaatsing van tuinders, waarover de heer Bastiaansen heeft ge sproken is inderdaad uitermate belangrijk, maar ook moeilijk. Dit is een vraagstuk, niet voor Breda alleen maar ook voor andere gemeenten. Met de omliggende gemeenten heeft een vruchtbaar overleg plaats om trent woongebieden, werkterrein, recreatiegebieden en gronden voor land- en tuinbouw. Het is voorbarig hierover thans meer te zeggen. Spreker dankt vervolgens de verschillende sprekers voor de dank en de pluimen, welke de politie in ontvangst mocht nemen. Het relatief kleine corps vervult uitstekend zijn plicht. Daarom treft spreker de kritiek van de heer Vermeulen over de verkeerssituatie op de Markkade, als zijnde onverwacht en scherp. Hij is verbaasd deze thans te vernemen, hoewel hij als hoofd van de politie gedurende de 4^ jaar, dat hij in deze gemeente deze fuctie vervult, geen geluid daarover vernomen heeft, ook van de heer Vermeulen niet. Burgemeester en Wethouders hebben de vorming van jeugdverkeers- brigades tot nu toe niet gestimuleerd op de volgende gronden: a. de verantwoordelijkheid van de verkeersbrigadiertjes die gemiddeld 1012 jaar zijn is te groot; b. het zelf meedoen in het verkeer is voor de kinderen van groot be lang en beter dan zich hierbij door klasgenootjes te laten leiden; c. er is geen wettelijke bescherming van de functie van de brigadiertjes; d. tot op heden hebben zich bij het uitgaan van de scholen geen onge vallen voorgedaan. Spreker geeft toe, dat dit laatste een uitermate zwak argument is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 357