13 DECEMBER 1956 367 grote lijnen, zodat zij niet al het gras voor de voeten van hun mede leden wegmaaien. De heer Toxopeus was het bijna gelukt de vrede en rust binnen de Raadzaal te verstoren. Zelf spreekt hij in dit verband telkenjare over zijn aanvechtingen tot het „opjutten" daartoe. In dit „opjutten" was hij, althans voor wat spreker betreft, gisteravond bijna geslaagd. Af en toe waande ik mezelf niet in de Bredase Raadzaal tijdens de begrotings behandeling, doch in een of ander cabaret, waarin door de heer Toxo peus, overigens voortreffelijk, de rol van amateur cabaretier werd ver vuld. Spreker meent echter, dat op deze wijze voortgaande de demo cratie tot een belachelijke instelling wordt gemaakt. Zo de heer Toxopeus behoefte gevoelt aan zelfspot met betrekking tot zijn functie als Raads lid, dan zal spreker de laatste zijn die hem dit genoegen zou willen ont zeggen. Wel zou hij hem dan willen vragen deze zelfspot niet in het openbaar op deze plaats en ter gelegenheid van de begrotingsbehan deling te willen spuien. Naar sprekers opvatting wordt daardoor aan de democratie een slechte dienst bewezen. Het spijt spreker dat de heer Toxopeus niet aanwezig is. Hij vertrouwt er echter op, dat de heer Bliek deze opmerkingen wel zal willen overbrengen. Het heeft spreker verwonderd, dat de heer Toxopeus gemeend heeft in het openbaar mededeling te moeten doen van een, door een van zijn politieke vrienden met name Mr. v. Leeuwen, in een persoonlijk gesprek aan hem medegedeeld, oordeel over minister Hofstra. Spreker kan zich moeilijk voorstellen, dat de politieke vriend van de heer Toxopeus daar over erg verheugd zal zijn. De bewoordingen waarin dit oordeel was vervat en waarbij minister Hofstra als „de Wolf" wordt aangediend, geven evenzeer te denken t.a.v. de appreciatie van deze minister door de heer Toxopeus en zijn politieke vriend. Het kan evenwel zijn dat, daar de heer Hofstra zelf zegt: „Ik ben de wolf" men niets anders be doelt te zeggen dan dat de heer Hofstra een eerlijk man is die zich niet anders voordoet dan hij is. In deze beeldspraak blijft hij dan echter evenzeer nog een wolf. De heer Toxopeus heeft ook gezegd, dat de Raad niet in zijn totaliteit achter de C.W.G. nieuwe stijl staat. Dit had hem verwonderd, omdat in dit geval nu eens sprake was van een goed preadvies, waardoor een inzicht werd gegeven in de toekomstplannen. Sprekers mening was en is nog steeds, dat aan de Raad om kredieten werd verzocht zonder dat deze op het moment dat zij gevraagd werden, voldoende inzicht had in de toekomstige besteding daarvan, juist door het ontbreken van vol doende concrete plannen. Hierdoor kan het budgetrecht van de Raad tot een formaliteit worden en daartegen gingen en gaan nog steeds de bezwaren. De aanhoudende betogen over industrialisatie hebben nu zo langza merhand wel opgehouden. Reeds in de vergadering van 10 november 1955 heeft spreker gesteld, dat men hierin niet te ver moet gaan. Het ging toen om een krediet van 5 ton voor de bouw van industriehallen. Het doet spreker genoegen, dat ook de heer Bastiaansen hiervan thans overtuigd is. Spreker is het niet eens met de heer Toxopeus voorzover betreft zijn opmerkingen over de benoeming van leraren aan het gym nasium. Evenmin heeft spreker gevraagd om een cursus „hoe word ik een goed gemeenteraadslid" zoals de heer Toxopeus veronderstelt, toen hij vroeg om meer informele raadsvergaderingen. Hij kan het eens zijn met de heer Toxopeus dat de politieke vereni gingen bij het samenstellen van hun lijsten maar rekening moeten hou den met de geschiktheid van de daarop te plaatsen kandidaten voor de betreffende functie. Wel zou hij daaraan willen toevoegen dat deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 367