Voortzetting van de vergadering van
13 december 1956
VOORZITTER: de heer J. A. MEIJS.
De heer COSIJN dankt de fractievoorzitter van de K.V.P. voor diens
vriendelijke woorden aan het adres van zijn voorganger. Voorts dankt
hij het college van Burgemeester en Wethouders voor zijn antwoord op
de algemene beschouwingen; in grote lijnen kan hij het college volgen.
De heer MINDERHOUD komt in de eerste plaats terug op een ant
woord van de Voorzitter inzake de recepties op Koninginnedag. De
Voorzitter heeft gezegd dat het gemeentebestuur bestaat uit:
le de raad;
2e het college van Burgemeester en Wethouders;
3e de burgemeester, zoals het in de gemeentewet is bepaald. Spre
ker neemt dit uiteraard onvoorwaardelijk aan. Als Burgemeester en Wet
houders de uitnodiging voor een receptie doen uitgaan, wil dit niet zeg
gen dat de raad miskend is. Maar als het gemeentebestuur als uitnodi
gende instantie wordt genoemd, kent de burgerij het onderscheid niet.
Spreker vraagt zich af waarom 3 jaar geleden een andere methode is
ingevoerd inzake uitnodigingen aan raadsleden met hun dames. Het is
niet zo, dat men zich in 1954 ongenood heeft gemeld; alleen de be
staande gewoonte werd gevolgd. Er is een traditie gebroken. Men heeft
de Voorzitter wel gezegd, dat de raad bij zeer bijzondere gelegenheden
recipieert, zoals bij de geboorte van de 100.000ste inwoner, maar is er
dan een grootser gelegenheid denkbaar dan de verjaardag van H. M.
de Koningin? Het daarbij niet aanwezig zijn van raadsleden is pijnlijk.
Spreker verzoekt het college alsnog te overwegen bij gelegenheid van
de verjaardag van de Koningin de raadsleden met hun dames uit te
nodigen.
Hij dankt de wethouder van financiën voor diens antwoord op de
gestelde vragen. Spreker acht zich thans voldoende geïnformeerd, ook
inzake de salarisspecificatie van het vervoerbedrijf. Ook wethouder
Stubenrouch dankt spreker voor diens antwoord.; het was hem niet be
kend dat op de scholen twee uur per week godsdienstles werd gegeven.
Spreker meende dat dit een uur per week was. Dat zijn wens tot be
noeming van een directeur van het Cultureel Centrum in vervulling is
gegaan, stemt tot tevredenheid. Hij hoopt, dat rekening zal worden ge
houden met de Brabantse mentaliteit. Spreker dankt wethouder Jong
bloed voor diens mededeling inzake een restaurant in het Heuvelkwartier.
Ook dankt hij de heren Bastiaansen en Vermeulen voor hun mededeling,
dat ook hun fracties geen inlichtingen van de wethouders ontvangen.
Voor de aan zijn adres gerichte woorden van dank als promotor van het
televisiecomité is hij zeer erkentelijk; hij heeft dit werk graag gedaan.
De heer LAUWERIJSSEN is ervan overtuigd, dat het tuindersvraag-