388 14 DECEMBER 1956 Mevrouw VAN MIERLO dankt de Wethouder voor zijn antwoord. Haar zijn toch enige gevallen bekend, die wellicht door de mazen van het net zijn door geglipt. Wethouder MEIJS wil van Mevrouw Van Mierlo onderhands de na men van deze personen weten. Door hem zal dan een onderzoek worden ingesteld. Hierna wordt de begroting van de gemeentelijke krediet- en voorschotbank vastgesteld. Voorts stelt de VOORZITTER aan de orde de begroting van de ge meentelijke hypotheekbank. Mevrouw VAN MIERLO zegt: Waar in het Centraal Rapport betreffende de hypothecaire kredieten een ongeveer analoge vraag gesteld werd, zoals door mij enige maanden geleden in de raadsvergadering, stel ik er prijs op mede te delen, dat ik na een bespreking hierover met de betreffende Wethouder, de heer Meijs, de zekerheid heb gekregen, dat in het vervolg zonder de beno digde vestigingsvergunning van het woningnoodbureau geen hypothe caire leningen meer zullen worden verstrekt aan de betreffende aan vragers. Tevens kreeg ik de verzekering, dat deze benodigde vestigingsver gunning in het vervolg ter voorkoming van verdere misverstanden schriftelijk gegeven zou worden, terwijl ter oriëntatie voor de raads leden op de ter visie gelegde aanvragen een strookje aangebracht zal worden, vermeldende dat 1. de aanvrager economische belangen te Breda heeft en 2. dat het woningnoodbureau de vestigingsvergunning heeft verleend. Tot nu toe is dit sinds de bespreking met de Wethouder ook gebeurd, waarvoor ik hem mijn dank doe toekomen en hem tevens wil vragen of deze procedure soms per ongeluk bij de stukken van december ver geten werd! Wethouder MEIJS zegt, dat het bezit van een vestigingsvergunning van de aanvragers steeds als maatstaf bij het verstrekken van hypothe caire kredieten wordt genomen. Dat er bij de raadsstukken van de cember enige mededelingen over deze vestigingsvergunningen ontbraken, is het gevolg van het mondeling vragen van inlichtingen. Opdracht is gegeven de inlichtingen thans schriftelijk te vragen. Beide aanvragers hebben momenteel geen economische belangen in Breda en dus ook geen vestigingsvergunning. Een aanvrager komt in gemeentedienst en de andere komt in dienst van een Bredaas bedrijf. Bovendien zijn bei den met een Bredaas meisje gehuwd en wonen bij hun schoonouders in. Deze personen zouden dus tussen schip en kade vallen. Spreker ge looft echter, dat beiden toch in de toekomst in aanmerking voor een hypotheek gekomen zouden zijn. Hierna wordt de begroting van de gemeentelijke hypotheek bank vastgesteld. Hierop aansluitend stelt de VOORZITTER aan de orde de begroting van de gemeentelijke leningsdienst. Zonder beraadslagingen wordt deze begroting vastgesteld. Hierna stelt de VOORZITTER de begroting van de algemene dienst der gemeente voor 1957 hoofdstuksgewijze aan de orde.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 388