14 DECEMBER 19S6 391 Als hoofd van de politie, zo zegt spreekster, zal U, Mijnheer de Voor zitter, een rapport bereiken over een exces in het woonwagenkamp. Het zal U dan duidelijk worden, dat de bewoners van het kamp de sterke arm soepel moeten voelen. Dat de vijf en twintig cent staangeld per dag bin nenkomt, acht spreekster niet het meest doorslaggevend. Zij vraagt nog maals de aanstelling van een persoon, die met gezag in het woonwagen kamp kan optreden. Volgno. 20. De heer LAUWERIJSSEN heeft met genoegen kennis genomen van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhoging van het presentiegeld. Spreker hoopt, dat Gedeputeerde Staten het voorstel zullen goedkeuren. De VOORZITTER deelt de heer Samson mede, dat het hem bekend is, dat er in enige gemeenten jaarlijks een zgn. „burgerdag" wordt ge houden. Spreker wil zich gaarne over dit probleem oriënteren en indien de suggestie aanleiding mocht zijn ook in de gemeente Breda een derge lijke dag in te voeren, dan zal aan de Raad een voorstel worden gedaan de begroting daartoe te wijzigen. Spreker is van mening, dat de representatie bij de gemeente Breda bescheiden is. Een afrekening over de kosten van het congres van de Vereniging van Nederlandsche Gemeenten is nog niet ontvangen, doch hij veronderstelt, dat de kosten beneden het krediet zijn gebleven. Het probleem, dat door Mejuffrouw Koppelaar naar voren is gebracht, noemt spreker van zeer ver strekkende aard. Wellicht kan dit probleem worden opgelost bij het inwerkingtreden van de te verwachten voor schriften over de zgn. „streekkampen". Waar deze kampen zullen komen, of daarbij een kampwacht moet worden aangesteld en hoe hoog de rijkssubsidie zal zijn, is spreker nog niet bekend. Er bestaat echter hier over contact tussen de gemeente Breda en haar zustergemeenten. Ten slotte hoopt spreker, dat Gedeputeerde Staten de voorgestelde verhoging van de presentiegelden welwillend zullen bezien. Wethouder ROMSOM zegt, dat het gemeente-bestuur voornemens is zodra mogelijk, de Minister van Binnenlandse Zaken een bezoek te brengen, teneinde de classificatie van Breda te bespreken. Spreker brengt onder de aandacht, dat het bestuur van het Woonwa genliefdewerk zich niet over de medewerking van het gemeentebestuur mag beklagen. Hij brengt in herinnering, dat in 1956 een subsidie is verleend teneinde de op het kamp staande gebouwen en de inrichting daarvan te verbeteren. Mejuffrouw KOPPELAAR is teleurgesteld, dat niet tot aanstelling van een kampwacht wordt overgegaan. Zij merkt echter op, dat het kamp bij de surveillancedienst van de politie toch de nodige aandacht mag heb ben. Het bestuur van het Woonwagenliefdewerk is bevreesd, dat zij de zaak niet in de hand kan houden. De VOORZITTER zegt, dat het woonwagenkamp niet minder de attentie van de politie heeft dan de andere wijken van de stad. Het is echter niet mogelijk, dat de surveillerende agenten zich uren op het kamp ophouden. Het incasseren van het staangeld door de politie noemt spreker een praktische manier van werken. Tevens is hij van mening, dat tè intensieve surveillance van de politie de verhouding tot de sterke arm zou verslechteren. Hij nodigt Mejuffrouw Koppelaar uit de klachten over het slechter worden van de toestand op het kamp en de standplaats-aanwijzing hem

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 391