1 394 14 DECEMBER 1956 meentepolitie, tot regeling van gereglementeerde dienstcommissies voor pc de politie in de gemeente, is nog niet tot stand gekomen". Moet ik te hieruit opmaken, Mijnheer de Voorzitter, dat deze commissie wel be- oj noemd kan worden, maar dat hier door de politie nog niets aan gedaan is? h( Met een aantal bekeuringen groot 2105 tot 31 oktober j.l. kunnen we w het voorlopig doen. Hieruit blijkt wel, dat aan de verkeersdiscipline nog ni wel het een en ander ontbreekt en dat niet alleen bij de automobilisten, d maar ook bij voetgangers en fietsers en niet te vergeten het grote d gevaar de brommers. d Men spreekt tegenwoordig over het samenspel in het verkeer en ik g( geloof, dat groot en klein hieraan mee moet doen om het verkeer zo veilig mogelijk te maken. Maar als men op de spitsuren door de Ginne- d; kenstraat rijdt, valt het steeds op, dat b.v. leerlingen van de Middelbare h< scholen rustig met drieën naast elkander rijdend het verkeer voor zich zelf en voor anderen in gevaar brengen. Is hier geen taak voor de leraren weggelegd? Sprekende over verkeersdiscipline zou ik U willen wijzen op de par- keerdiscipline en dat geldt speciaal voor de auto-bezitters. Het is droevig te moeten constateren, dat onder deze lieden er velen zijn, die een zeer onsociale houding aannemen bij het parkeren. De wagens worden kris kras op de parkeerterreinen neergezet, waardoor de ruimte niet geheel benut kan worden. Deze wijze van parkeren vind ik onsociaal, want men gaat dan schijnbaar van de gedachte uit: „Ik sta al vast; een ander w moet maar zien, dat hij een plaatsje krijgt". Daarom lijkt het mij nood- ci zakelijk, dat zoveel mogelijk parkeerplaatsen van witte strepen worden w voorzien, waardoor men verplicht is tussen deze strepen plaats te nemen. is Hierdoor wordt veel parkeerruimte gewonnen. Zie maar naar het resul- v: taat op de Markendaalseweg. b Dezerzijds wordt het toegejuicht, dat binnenkort weer een maximum al snelheid wordt ingesteld, want het is wel gebleken, dat het Nederlandse ei auto-rijdend publiek niet die zelfdiscipline kan opbrengen om, zonder p deze wettelijke regeling te kunnen. v Mijnheer de Voorzitter, ik behoor niet tot diegenen, die menen, dat de p hedendaagse jeugd baldadiger is dan vroeger. Ik meen, dat het accent verlegd is. Maar toch ben ik niet gerust op Uw mededeling, dat de baldadigheid van de jeugd niet toe-, maar ook niet afneemt. Als stilstand achteruitgang betekent, zijn wij niet op de goede weg. Het lijkt mij daarom van groot belang, dat aan de hand van de Mgr. Hoogveld-rap- k porten spoedig maatregelen genomen worden om te komen tot een k situatie, waarbij de zgn. ongrijpbare jeugd van de straat komt. v Het blijkt wel, dat ondanks de goede werking van de bestaande jeugd- p organisaties in onze stad, deze toch niet deze jeugd kunnen trekken on- v danks alle goede bedoelingen en harde werken. Er zullen dus andere v. wegen gevonden moeten worden voor dit probleem en het is daarom ti dat ik gaarne op korte termijn voorstellen van U tegemoet zie. v Ik heb het vertrouwen, dat met het oprichten van een jeugdnatuur- wacht een stap in de goede richting is gedaan, maar hiermede is deze zaak nog niet rond, daarvoor zullen andere maatregelen genomen moeten worden. De zelfwerkzaamheid van de jeugd bij verschillende gelegen heden lijkt mij juist van groot belang en ik vind het jammer, dat daarom n Uw antwoord in het Centraal Rapport nog steeds negatief is. o Maar gelukkig is er plotseling een lichtpunt gekomen. Bij de algemene beschouwingen is door de heer Bastiaansen en de heer Klompers een k lans gebroken voor het instellen van een jeugdverkeersbrigade en ik heb I hoop, dat er nu meer aandacht aan besteed wordt dan voorheen. z Reeds jaren is door mij deze zaak aan de orde gesteld en steeds zonder C resultaat. Ik voelde mij als een roepende in de woestijn, nu er meer roe- ii

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 394