396 14 DECEMBER 1956 De heer VAN BIJNEN zegt: Gaarne sluit ik mij aan bij de vorige sprekers, zo zij dank hebben ge bracht aan het politiekorps. Op een vraag hoe het staat met de afsluiting van de binnenstad op zaterdagmiddag, wordt in het antwoord van Bur gemeester en Wethouders gesteld welke straten wel zijn afgesloten, doch over de straten Ridderstraat, Eindstraat en Ginnekenstraat, welke af sluiting veel harder nodig is, wordt niet gerept. Reeds meermalen is dit probleem in de raadsvergaderingen aangesneden, doch steeds waren de busdiensten de obstakels, welke totale afsluiting onmogelijk maakten. Daar Burgemeester en Wethouders en de gehele Raad de onmogelijke situatie in deze straten inzien, heb ik getracht een oplossing voor het busprobleem te vinden. Ik heb me de oplossing als volgt gedacht. 1. Alle diensten, welke uit de richting Van Coothplein komen, kunnen de normale weg blijven volgen, dus Halstraat, Grote Markt, Veemarkt straat, Boschstraat enz. 2. Uit de richting station, Boschstraat, zal voortaan gereden moeten worden: Boschstraat, Catharinastraat, Reigerstraat, Havermarkt, Vis marktstraat, Hooge Brug, Haven, Markendaalseweg, Van Coothplein. Zou het voor autobussen onmogelijk of ongemakkelijk zijn van de Hoge Brug linksaf te slaan naar de Haven, dan zou hier een weinig kostbare voorziening aan de brug getroffen moeten worden. Als men vervolgens bij de bestaande bushalten verwijzingen plaatst naar bushalten op de Markendaalseweg, zal dit voor degenen, die per bus de binnenstad willen verlaten, niet meer last veroorzaken, dan voor de automobilisten, die hun auto's elders hebben geparkeerd. Busreizigers behoeven in dit opzicht geen privilege te hebben. Ik meen, dat een busomleiding als hierboven omschreven, geen over matige overlast aan de busreizigers veroorzaakt en op deze wijze het door ons allen nagestreefde doel „afsluiting van de winkelstraten" op gemak kelijke wijze kan worden bereikt tot heil van de winkelende burgers en vreemdelingen en van de winkeliers. Gaarne beveel ik deze poging tot oplossing in Uwe aandacht aan. De heer WEZENBEEK zegt, dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders op de vraag in het Centraal Rapport luidt, dat artikel 69a, lid 16 van de Algemene Politie Verordening door de parkwachters veel wordt gehanteerd. De overtreders van dit artikel worden echter meestal gewaarschuwd en wanneer schade door de loslopende honden is aan gebracht, wordt verder opgetreden. Spreker zegt in september antwoord gekregen te hebben op een vraag over loslopende honden, die een ge vaar voor het verkeer betekenen. Hij vestigt nogmaals de aandacht op dit gevaar voor het verkeer en verzoekt bij de wijziging van de Algemene Politieverordening dit in de nieuwe verordening op te nemen. Vervolgens vraagt spreker de woningen aan de invalswegen waar een E.H.B.O. trommel van het Rode Kruis beschikbaar is te voorzien van het bekende waarschuwingsbord. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders op de vraag over het vestigen van een permanente brandweerpost ten noorden van de spoor lijn, in verband met het veelvuldig gesloten zijn van de overwegen, kan spreker niet bevredigen. Hij vestigt de aandacht op het brandweermate riaal van de B.B. en vraagt een brandbluseenheid ten noorden van de spoorlijn te stationeren. Bij brandalarm zou deze eenheid door vrijwillige brandweerlieden kunnen worden bemand. De heer SAMSON vraagt enige voortvarendheid van Burgemeester en Wethouders en iets meer bereidwilligheid om met een jeugdverkeers- brigade op een bepaald verkeerspunt te willen experimenteren. In andere steden worden door de verkeerspolitie aan de buitenlandse vreemdelin-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 396