14 DECEMBER 1956 411 éénmaal is toegezegd, nadat de achterstand voor een groot deel is in gehaald. De krotopruiming, die ook steeds bij alle begrotingen de aandacht vraagt, en die nog steeds die aandacht meer waard is, laat ik liever zeggen dringend nodig, heeft in het afgelopen jaar vrijwel stil gestaan. Vrijwel, Mijnheer de Voorzitter, noodwendig moesten enkele woningen worden ontruimd, omdat deze verband hielden met de plannen die in voorbereiding zijn. Ik voel mij gedwongen er verder niet op aan te dringen hoe nodig dit ook is, dat deze gezinnen verlost worden uit de meer dan ergerlijke woningen waarin deze mensen moeten leven. Om dat ook deze gezinnen de woningnood zouden verergeren en de gezin nen die reeds jaren lang wachten hun wachttijd zouden zien verlengen, hoop ik dat de enorme achterstand in de te bouwen, goedkope woningen, ingelopen wordt, om daarna ook deze gezinnen ten volle te kunnen helpen. De heer BASTIAANSEN betoogt, dat zijn standpunt bij de algemene beschouwingen ook het standpunt van de gehele fractie is. De heer Brinkerhof beschikt als raadslid over een ervaring van 14 jaar. Genoemde heer attaqueert spreker met bepaalde uitdrukkingen bij de begrotings behandelingen 1953 en 1954, waarbij spreker nog niet aanwezig was. Degenen, die destijds reeds in de Raad zitting hadden, zullen het hunne er van kunnen zeggen. Toch moet het spreker van het hart, dat hij in de bouwcommissie zich met hand en tand verzet heeft tegen de bouw van flatwoningen. Uiteindelijk moest spreker het hoofd buigen, omdat hij van de andere leden der commissie te weinig steun ondervond. Ook door de heer Brinkerhof werd hij niet gesteund bij zijn pogingen om de hoogbouw te wijzigen in laagbouw. Spreker is verheugd thans te hebben mogen vernemen, dat de heer Brinkerhof ook voorstander is van de bouw van woningwetwoningen. De heer VAN BOXTEL zou gaarne vernemen of het huidige bouw beleid is afgestemd op de reële behoeften. Tenslotte wenst spreker het huurkoopsysteem, dat in Brabant toch wel ingang gevonden heeft, onder de aandacht van Burgemeester en Wethouders te brengen. Hij meent, dat de premie-woning erg goede facetten voor dit systeem biedt en geeft Burgemeester en Wethouders ernstig de vraag in overweging of dit systeem ook in Breda kan worden ingevoerd. Mej. KOPPELAAR wil de woorden onderstrepen die de heer Mol ge sproken heeft. Zij brengt onder de aandacht, dat zij in 1948, toen zij nog lid was van de bouwcommissie als lid van de K.V.P. reeds meermalen de hoogbouw heeft afgekeurd, tenzij er liftinstallaties werden aangelegd Zij is thans verheugd, dat de P.v.d.A. de politiek van de K.V.P. op dit punt volgt. Het antwoord op de vraag in het Centraal Rapport over de krot woningen heeft haar niet kunnen bevredigen. In dit antwoord wordt ge zegd, dat deze woningen regelmatig gecontroleerd worden. Het spijt haar te moeten zeggen, dat de regelmatige controle te wensen overlaat. Momenteel zijn er 132 krotwoningen gemeente-eigendom en gezien de grote woningnood is zij er van overtuigd, dat in deze krotwoningen de bewoners nog vele jaren zullen wonen. Zij pleit voor betere bewoon- baarmaking van krotwoningen. Als voorbeeld haalt zij aan de krot woningen staande in de zgn. Bakkerijpoort aan de Fellenoordstraat, waaraan niet voldoende aandacht wordt besteed. Van deze 8 woningen zijn er nog 7 bewoond en 1 is er onbewoonbaar verklaard. Ongeveer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 411