14 DECEMBER 1956
427
dienen over te gaan. Hij verzoekt Burgemeester en Wethouders, als zijnde
het schoolbestuur van de openbare lagere scholen, bij de ouders van de
leerlingen van deze scholen een enquête in te stellen naar de belang
stelling voor het schoolmelkdrinken. Bestaat er belangstelling, dan zou
den de bijzondere scholen hierop kunnen worden gewezen, waarna tot
oprichting van een plaatselijk comité zou kunnen worden overgegaan.
Wethouder STUBENROUCH kan niet anders dan zijn laatste conclusie
handhaven. Als schoolbestuur van de openbare lagere scholen heeft het
College vooralsnog geen behoefte om over te gaan tot melkvoorziening
op deze scholen. Destijds is het melkcomité opgeheven wegens gebrek
aan belangstelling. Spreker wil wel terzake contact opnemen met de
hoofden van de openbare lagere scholen om na te gaan of er thans wel
belangstelling voor bestaat.
De heer SAMSON verzoekt ook contact op te nemen met de ouder
commissies.
De heer BASTIAANSEN zegt, dat hem volgens een officiële bekend
making is gebleken, dat de vergoedingen voor het lager onderwijs in de
gemeenten in de zuidelijke provincies ver beneden de vergoedingen in
de andere provincies liggen. Mogelijk komt dit door de hogere aantallen
leerlingen per klas in de zuidelijke provincies.
Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat inderdaad in het zuiden
de bezetting per klas hoger is dan in de overige provincies. De vergoe
dingen in Breda behoren wel niet tot de hoogste maar toch ook niet tot
de laagste; zij zijn redelijk te noemen. Er worden van de zijde van de
schoolbesturen geen klachten vernomen dat de vergoedingen te laag
zouden zijn.
Mevrouw VAN MIERLO merkt op, dat de gemeente Breda een bij
drage betaalt aan de „Instelling ter behartiging van de belangen van
zwakzinnigen in Breda e.o.". Zij vraagt of ook bijgedragen wordt aan de
b.l.o.-school in Oosterhout en of Bredase kinderen die school bezoeken.
Wethouder STUBENROUCH deelt mede, dat de stichting I.B.B.Z. het
buitengewoon lager onderwijs behartigt in deze omgeving. Het is een
gemeenschappelijke regeling tussen de gemeente Breda en 19 andere ge
meenten. De totale kosten van het b.l.o. worden over deze gemeenten
omgeslagen naar rato van het aantal inwoners van de deelnemende ge
meenten. Uiteraard betaalt dus Breda ook mee aan de school in de ge
meente Oosterhout.
De heer MENDES zegt:
Mijnheer de Voorzitter.
Uit mededelingen van oud-minister Dr. G. Bolkestein weten wij, dat
niemand minder dan koningin Wilhelmina in de oorlogsjaren in Londen
te kennen gaf, dat in een Nieuw Nederland een grotere bemoeiing van
de overheid met de Kunst en steun aan de Kunst nodig zouden zijn. Na
de oorlog is met de uitbreiding der overheidsbemoeiing inderdaad een
begin gemaakt onder de bezielende leiding van de onvergetelijke minister
prof. dr. van der Leeuw, die met grote overtuiging naar voren bracht, dat
de Kunst een zaak voor het gehele volk is en daarom onderwerp van
overheidszorg behoort te zijn.
De ontwikkeling van de cultuurtaak in de maatschappij is gaande. De
grote historische beweging tot verbetering van 's mensen positie in de
maatschappij is gestart met de versterking van zijn economische weer-