432 14 DECEMBER 1956 gemeentelijke- of stadsschouwburg zou worden. Ik zou gaarne van U vernemen of het krantenberichtje wel of niet juist is. Van de stadsverfraaiing door middel van kunstwerken, merk ik tot dusverre nog niet veel. Ik moge bij Uw College aandringen op een loyale en royale toepassing van de l°/o-regeling bij de bouw van scholen, open bare gebouwen en bruggen en de aanleg van plantsoenen. Ook „De Beijerd" zal in de naaste toekomst behoefte hebben aan een klein, maar waardevol eigen bezit aan kunstwerken, niet alleen voor verfraaiings maar tevens voor uitwisselingsdoeleinden. Thans nog enkele opmerkingen over verschillende posten. Volgno. 666. Ik hoop vurig, dat Uw nadere overwegingen met be trekking tot de instelling van een jaarlijkse prijs voor een Brabants kun stenaar tot een positief resultaat mogen leiden. Volgno. 698. Met belangstelling en waardering heb ik kennis genomen van het financieel jaarverslag van de C. W.G. Er is door deze instelling veel, belangrijk en waardevol werk verricht ten behoeve van de vrijetijds besteding en het amateurisme in de kunst. Dat het zo moge blijven! Volgno. 702. Uit Uw antwoord op de opmerking in het Centraal Rap port, concludeer ik, dat de omschrijving van deze post in de begroting niet juist is. Deze dient dus te luiden: Subsidie aan de Stichting Podium, afdeling Katholieke Volksuniversiteit. De gemeente Breda bevindt zich onder leiding van Uw College op de weg van de actieve cultuurpolitiek, een lange en moeilijke weg, die echter naar een schoon, verheven en waardevol doel leidt. Hoe verder wij op deze weg vorderen, des te schoner worden de directe omgeving en de vergezichten. Ik hoop, dat wij op deze weg niet die obstakels zullen ontmoeten, die in de dertiger jaren de gemeenten, die toen reeds een actieve cultuurpolitiek voerden, tot de terugtocht dwongen. In deze geest, Mijnheer de Voorzitter, wens ik Uw College veel succes en veel moed bij Uw streven. Mevrouw VAN MIERLO zegt: Mijnheer de Voorzitter: Gezien de belangrijkheid van het jeugdonderzoek, alleen al ter verifi catie of onze werkmethodes de jeugd betreffende, juist zijn, kan ik het ten zeerste betreuren dat ik in Uw antwoord gezien heb, dat de minister heeft gemeend geen subsidie te moeten toekennen aan het Hoogveld- onderzoek. Nu wij door intensere bestudering de gelegenheid hebben ge kregen van dit rapport kennis te nemen, daardoor beter ons oordeel te kunnen vormen en ermede te kunnen gaan werken, is het hier zeker op zijn plaats aan het College dank te brengen, misschien speciaal aan Wethouder Stubenrouch, voor dit zo nuttige initiatief en ik mag de hoop uitspreken, dat de conclusies ook in praktijk mogen worden ge bracht. De heer VAN BIJNEN dankt Burgemeester en Wethouders dat alsnog een bedrag in de begroting is opgenomen voor het onderhoud van de beplanting en het schilderen van de speelwerktuigen van de Fatima- speeltuin. De heer KROON zegt geen behoefte te hebben om een debat te ont ketenen ten aanzien van het subsidie aan de Carnavalsoptocht. In de vergadering van 11 januari 1956 heeft hij zijn standpunt in deze uit voerig toegelicht. De wethouder heeft toen gezegd, dat het subsidie van jaar tot jaar zou worden bekeken. Thans wordt 2.000,op de supple- toire begroting geraamd. Zijn fractie heeft principiële bezwaren tegen dit subsidie. Met zijn fractiegenoot is hij dan ook tegen de opneming van genoemd bedrag in de begroting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 432