14 DECEMBER 1956
433
De heer LOOMANS merkt bij volgno. 662 op, dat door het verslag een
inzicht is verkregen in de exploitatie van het cultureel centrum „De
Beijerd". Ten aanzien van de kosten van de catalogi merkt hij op, dat
de kostprijs ongeveer 5,60 per stuk heeft bedragen en dat belangstel
lenden een catalogus konden verkrijgen voor 1,50 per stuk. Zakelijk
bekeken, vindt spreker dit een erg groot verschil en zou terzake gaarne
nader worden ingelicht.
De heer NIEUWLAAT zegt, dat het cultureel centrum tot heden een
aantrekkelijk program heeft geboden. Hij vraagt zich echter af, of de ac
tiviteiten voldoende afgestemd zijn op de massa der bevolking. Voorts
meent hij dat in het kader van de activiteit het scheppend ambacht te
weinig vertegenwoordigd is geweest. Hij vraagt ervoor te waken dat het
programma voor de jeugd niet te eenzijdig wordt gehouden. Het moet
niet alleen gericht zijn op de leerlingen van het middelbaar onderwijs,
maar de tentoonstellingen moeten ook bezocht kunnen worden door leer
lingen van ambachts- en levensscholen. De subsidiëring van het jeugd
werk zal nog concrete gestalte moeten krijgen. Dit zal aangepast moeten
worden aan de rijkssubsidieregeling; juist in de rijksregeling zitten ele
menten voor subsidiëring van het plaatselijk werk. Er zal een coördinatie
met het rijkssubsidie moeten plaatsvinden. Voorheen werden de jeugd
verenigingen rechtstreeks gesubsidieerd en niet de koepelorganisaties.
Wethouder STUBENROUCH zegt, niet diep te zullen ingaan op de
algemene beschouwingen van de heer Mendes. Deze heeft zoals in an
dere jaren, zijn visie gegeven op de taak van de overheid voor de kunst
en o.m. medegedeeld dat er een grote achterstand is van de culturele
ontwikkeling vergeleken bij de technische en economische. Hierbij heeft
deze de naam genoemd van Prof. Dr. v. d. Leeuw en zijn opvolgers, die
hebben bijgedragen tot ontplooiing van de overheidsbemoeiing met de
Kunst. In het algemeen wil spreker opmerken, dat de achterstand, die
de kunst zou hebben, niet alleen een kwestie van een stiefmoederlijke
bedeling door de overheid is. Het wortelt dieper, in de mentaliteit van
de bevolking. De heer Mendes heeft gesproken over een algemene
kunstwet. Vrijheid van handelen is z.i. vooral in de culturele sector het
voornaamste. Spreker dankt de heer Mendes voor de lof die deze ge
bracht heeft voor het cultuurbeleid van Burgemeester en Wethouders.
Hij is verheugd dat Raad en Burgemeester en Wethouders in samen
werking met verschillende particuliere initiatieven de achterstand aan
het inhalen zijn. Overigens is de heer Mendes te ver gegaan, toen hij
sprak van een raadscommissie voor culturele zaken, terwijl in het cen
traal rapport hierover niets staat vermeld. Op deze kwestie zal worden
teruggekomen, als het werk van de raadscommissies in zijn algemeenheid
in de Raad aan de orde zal worden gesteld.
Over de culturele raad is door Burgemeester en Wethouders in het
antwoord op het centraal rapport reeds het een en ander medegedeeld.
De heer Mendes neemt genoegen met de gespecialiseerde commissies
indien er minstens twee raadsleden zitting in hebben. Spreker ziet echter
deze commissies zuiver als adviescommissies voor Burgemeester en Wet
houders. Met deze commissies zal de ontwikkeling van het culturele
leven moeten worden gevolgd om eerst dan over te gaan tot de vorming
van een culturele raad, indien de problematiek in onderdelen van het
culturele leven duidelijker is geworden.
Voorts merkt spreker op dat, als hij iets aan het adres van de heer
Vermeulen gezegd heeft over de subsidiëring van de uitkoopverenigin-
gen, hij dan zeker niet de heer Mendes heeft bedoeld. De gegevens die
destijds aan de commissie subsidiëring uitkoopverenigingen zijn verstrekt,
zijn zeer vertrouwelijk geweest en zuiver informatief bedoeld. Door er