434 14 DECEMBER 1956 in de Raad over te spreken, zou dit tot debatten aanleiding kunnen ge ven, wat niet de bedoeling is. De bedoeling van deze commissie is, om het financiële beleid van de uitkoopverenigingen te kunnen nagaan en te trachten te komen tot een gezonde financiële situatie en subsidiëring van deze verenigingen. Er moet naar maatstaven worden gezocht. Door de huidige gang van zaken wordt in deze stad het artistieke peil niet beperkt; er wordt voor gewaakt, dat niet alleen dié stukken moeten worden genomen, die de gezelschappen aanbieden. Spreker is het met de heer Mendes eens ten aanzien van de financie ring c.q. subsidiëring van de cultuur en ziet beide mogelijkheden als reëel. Het Brabants Orkest verkeert in een positie waarvoor de provincie offers moet brengen. Met de mededeling van de heer Mendes, dat de provinciale orkesten offers moeten brengen voor het concertgebouw- en residentieorkest, is spreker het geheel niet eens. Het is duidelijk gesteld, dat het concertgebouworkest een toporkest is, waarna de andere orkesten volgen, uiteraard met enige gradatie. Spreker kan zich daarom geheel verenigen met de subsidieaanvrage van het Brabants Orkest. Inderdaad zijn voor de verdediging ten aanzien van het treffen van voorzieningen ter bevordering van het schouwburg- en concertbezoek door minder-draagkrachtigen, zwakke argumenten aangehaald voor een zwakke zaak. Er wordt getracht om aan deze situatie tegemoet te komen. Het is echter moeilijk wie als minder-draagkrachtigen zijn aan te merken. Een bepaalde groep als b.v. de ouden van dagen, zijn hier wel voor aan te merken. Hij heeft wel bezwaar om een scheiding tussen de uitkoop verenigingen te maken waardoor de uitkoopverenigingen van de K.A.B. en de H.K.I. bedoeld zouden kunnen worden als te zijn voor minder draagkrachtigen. Ten aanzien van de opmerking inzake het cultureel centrum „De Beij- erd" deelt spreker mede, dat de heer Mendes toch zeker als commissie lid geweten heeft, welke moeilijkheden er lagen met betrekking tot de benoeming van een directeur. Inderdaad was het verschil tussen de kostprijs en de verkoopsprijs van de catalogi groot. Het ligt in de bedoeling in de toekomst dit verschil kleiner te doen zijn. Met de opmerking, dat de activiteiten van het cultureel centrum niet afgestemd zouden zijn op de massa, is spreker het niet eens. Er blijft steeds een gedeelte van de massa, dat zich niet laat grijpen. Over de contacten met de arbeidersorganisaties behoeft de heer Nieuw- laat niet te somber gestemd te zijn. Dat het programma te veel op het middelbaar onderwijs afgestemd zou zijn is evenmin waar. Spreker heeft van een van de vaste rondleiders gehoord, dat een klas van het lyceum en een klas van de gemeentelijke technische school gezamenlijk een tentoonstelling hebben bezocht en vriendelijk, hartelijk en eerlijk over het gebodene hebben gedebatteerd. Over de schouwburgkwestie deelt spreker mede, dat men nog in het stenen tijdperk zit. Elke beschouwing is prematuur. De schrijver in de krant weet blijkbaar meer over deze aangelegenheid dan het College van Burgemeester en Wethouders zelf. Binnen de grenzen der redelijkheid zal getracht worden met toepassing van de l°/o regeling de stad te ver fraaien door middel van kunstwerken, doch alles kan niet allemaal ineens gebeuren. De dank, gebracht aan de culturele werkgemeenschap, wil spreker- gaarne overbrengen. De opmerking inzake de katholieke volksuniversiteit is een zuiver ad ministratieve technische affaire. Hij wil de opmerking gaarne aan de be treffende instantie mededelen. Spreker is het eens met de mededeling van Mevrouw Van Mierlo in-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 434