436 14 DECEMBER 1956 de armlastige krankzinnigen. Dit is volgens spreker niet in de begroting verwerkt. De heer BRINKERHOF zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, met grote belangstelling heb ik kennis geno men van het antwoord, hetwelk Uw College ons gaf, op de vraag be treffende de bejaardenzorg en het stemt mij tot voldoening, te vernemen dat er reeds vier groeperingen hun „voelhorens" hebben uitgestoken, door bij Uw College kenbaar te maken, dat ook zij de noodzaak onder strepen, dat er in dat opzicht noodwendig wat gedaan dient te worden. De door de kerkelijke instanties gebouwde en de daartoe geëigende gebouwen te doen inrichten om bejaarden te kunnen opnemen, zijn alle volgeboekt, terwijl een lange wachtlijst is aangelegd van bejaarden, die verlangend uitzien naar ledig komende plaatsen. Het kan Uw College ook bekend zijn dat, met een enkele uitzondering, de kosten aan die opneming verbonden, voor velen een bezwaar zijn. Vandaar dat het mij een genoegen doet te vernemen, dat Uw College, in samenwerking met de Burgerlijke Instelling van Maatschappelijke Zorg, er naar streeft, dat er een goedkoop tehuis, naar de eisen des tijds ingericht, wordt opgericht en dat de gemeentelijke overheid haar mede werking zal willen verlenen. In het antwoord, Mijnheer de Voorzitter, wordt een enkelvoud ge noemd van de te bouwen tehuizen en nu vraag ik mij af: in de eerste plaats, denken Burgemeester en Wethouders, door hun medewerking te verlenen aan één tehuis, dat dit éne tehuis aan alle gegadigden kan vol doen? In de tweede plaats zou ik de vraag willen stellen, gezien dat er vier groeperingen kenbaar hebben gemaakt tot het stichten van een tehuis, hoe denken Burgemeester en Wethouders dat éne tehuis straks te verdelen, zodat elk van deze groepen hun bevrediging hierin vindt? Tot slot, zou ik gaarne vernemen, of voor de ingestelde adviserende commissie, alle vier groeperingen uitgenodigd zijn een vertegenwoor diger aan te wijzen. Mijnheer de Voorzitter, hopende dat wij binnen afzienbare tijd van Uw College nadere mededelingen mogen ontvangen, waarin het stand punt van Burgemeester en Wethouders bekend zal worden gemaakt, zien wij met grote belangstelling tegemoet. Dank U. Wethouder ROMSOM meent geen antwoord behoeven te geven op de opmerking van de heer Van den Eeden. De minder validen zullen niet onnodig lang op de nieuwe werkplaats behoeven te wachten. Inderdaad is de subsidieverandering van de provincie ten aanzien van de arm lastige krankzinnigen niet in de begroting verwerkt. Dit zal bij een van de volgende begrotingswijzigingen plaatsvinden. Ten aanzien van de be jaardentehuizen meent spreker in de vergadering van gisteren duidelijk genoeg geweest te zijn. De ambtelijke commissie gaat informeren bij de besturen die een aanvrage hebben ingediend. Deze commissie geeft ad vies aan Burgemeester en Wethouders. Burgemeester en Wethouders komen dan bij de Raad, die er zich dan nog mede kan bemoeien. Hierna wordt hoofdstuk IX zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Hoofdstuk X. De heer MENDES zegt gevraagd te hebben naar het inschakelen van extra B.B.A. bussen als er voorstellingen in Corcordia worden gegeven. Burgemeester en Wethouders antwoordden in het centraal rapport dat dit geschiedt, indien de B.B.A. van belanghebbenden tijdig een aanvrage ontvangt. Spreker heeft niet alleen bedoeld extra bussen na afloop van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 436