Besloten vergadering van de raad der gemeente Breda d.d. 14 maart 1956 De Voorzittej/lee1t naar aanleiding van de vraag van de heer Vermeulen naar een motivering van de aanbeveling voor de benoeming van een gemeente ontvanger, mede dat het voor het college van Burgemeester en Wethouders moeilijk was, een van beide kandidaten de voorkeur te geven. Beiden werden seMBga geschikt geacht. De navolgende motieven hebben toen echter de doorslag gegeven: 1Toen indertijd de heer de Werd benoemd werd tot chef van de afdeling finan ciën, onderwijs en belastingen, is door het toenmalige college van Burge meester en Wethouders aan de Heer de Hingh medegedeeld, dat bij het vertrek van de heer Jaspers ernstig met zijn kandidatuur voor gemeente-ontvanger rekening zou worden gehouden. 2. Bij benoeming van de heer de Hingh tot gemeente-ontvanger kunnen op de Ve afdeling van de gemeentesecretarie bepaalde reorganisaties plaats vinden. 3. Sen sociaal motief heeft eveneens gegolden: nl. de heer de Hingh is vader van een gezin, terwijl de heer Verlegh niet gehuwd is. Op grond van genoemde drie motieven heeft het college van Burgemeester en Wethouders de voorkeur gegeven aan de heer de Hingh. De heer Vermeulen zegt, dat hij de door de Voorzitter genoemde motieven reeds had gehoord. Hij vraagt zich af hoe een en ander wel door de heer Ver legh moet worden opgevat. Mogelijk is de heer Verlegh terzake méér deskundig dan de heer de Hingh; betrokkene is reeds geruime tijd werkzaam op het kantoor van de gemeente-ontvanger. Ben benoeming van de heer Verlegh zou een mooie af sluiting van zijn loopbaan zijn. Nu wordt deze daarentegen gepasseerd. Spreker vraagt zich voorts af of de motieven "reorganisatie van de Ve afdeling en de sociale zijde van de zaak" wel te rechtvaardigen zijn. De Voorzitter zegt, dat beide kandidaten voor de functie geschikt zijn, doch benadrukt, dat de heer De Hingh positief meer bekwaam wordt geacht. Ook heeft de heer de Hingh betere papieren. De heer Vermeulen vraagt of dit aan de heer Verlegh is medegedeeld. De Voorzitter zegt, dat het niet gebruikelijk is om dit te zeggen. Uit de aanbeveling kan de heer Verlegh zijn conclusie trekken. Zou de heer Verlegh even tueel benoemd worden,dan zou het niet fijn zijn, indien Burgemeester en Wethouders gezegd zouden hebben, dat de heer de Hingh bekwamer was. De heer Vermeulen merkt op, dat de heer Verlegh kennis draagt van de eerste motieven. Spreker vindt dit wel erg voor betrokkene. De heer Van Bi.inen begrijpt, dat het moeilijk is tegen de heer Verlegh te zeggen, dat de heer de Hingh de bekwaamste is. Het is nu zo, dat de heer Verlegh zich alleen baseert op de sociale motieven. Betrokkene is sedert geruime tijd plaatsvervangend gemeente-ontvanger en heeft een -uister die hij moet onderhouden. Volgens de Voorzitter wordt dit toch wel ten onrechte door de heer Verlegh zo gesteld. De heer Bastiaansen deelt mede, dat de raadsleden de motieven van de solli citanten zelf al hebben vernomen. Hij acht dit onjuist. De visites, die sollici tanten bij de raadsleden afleggen dienen daar niet voor. Zij zijn zuiver en alleen bedoeld om met de sollicitanten kennis te maken. Hij vraagt of de motieven door Burgemeester en W'ethouders aan de sollicitanten zijn medegedeeld. De Voorzitter bevestigt dit, doch met uitzondering voor vrat betreft de be kwaamheid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 442