15 FEBRUARI 1956 47 een mogelijkheid scheppen overstag te gaan en de Minister overstag te krijgen, doch hij vraagt zich af hoe het bedrag der verlaging gedekt moet worden. Geen enkele spreker heeft hierover iets gezegd. Voor het gemeentebestuur zou het gemakkelijker zijn geweest als het inzicht had verkregen uit de boeken. Zoals het aanvullend preadvies gesteld is, zijn er geen cijfers in genoemd. Hem is het verwijt gemaakt, dat het bedrag van 200.000,in het preadvies is genoemd, doch bij de bespreking met de bioscoopexploi tanten is er over de genoemde cijfers geen geheimhouding opgelegd. Na de thans door de bioscoophouders gegeven correctie, waarbij het cijfer van 200.000,wordt gebracht op 232.000,voor 1955, zou na aftrek van vermakelijkheidsbelasting, omzetbelasting en filminkoop voor exploitatie van de 4 plaatselijke bioscopen 390.000,beschikbaar blijven. Dit bedrag zou als uitgangspunt kunnen dienen voor een vergelijking van vroegere normale jaren, waartoe dan een geruime tijd moet worden teruggegaan. Immers in de situatie die geleidelijk gegroeid was tot in 1946 en in 1947 vond de Minister aanleiding om te spreken van abnor male winsten in het bioscoopbedrijf. In de jaren 1938 t/'m 1942 bedroeg de netto-recette, na aftrek van de vermakelijkheidsbelasting resp. 125.000,150.000,140.000, 175.000,— en 230.000,—. Indien aangenomen wordt, dat het bij de gehouden bespreking ge noemde inkoopcijfer van destijds 200,per bioscoop per week vol doende betrouwbaar mag worden geacht, dan maakt dit een totaal in koopbedrag per jaar van ca. 40.000,uit en was toen derhalve be houdens omzetbelasting voor de exploitatie netto beschikbaar 85.000, 110.000,—, 100.000,—, 135.000,— en 190.000,—. Spreker acht het vreemd, dat de exploitanten bezwaar hebben tegen het noemen van cijfers, en meent dat zij beter gedaan hadden inzage te geven. Spreker is van oordeel, dat de heer Klompers niet consequent is, om dat hij de vorige raadsvergadering gevraagd heeft naar gegevens. Zonder deze gegevens te hebben gekregen wenst hij thans verlaging der belas tingtarieven. Men moet niet uit het oog verliezen, dat bij Burgemeester en Wethou ders de geneigdheid bestaat de tarieven te verlagen. Ook nog als er geen cijfers worden bekend gemaakt. Spreker is echter van oordeel, dat men moet oppassen bij de Minister niet in een impasse te geraken. Tegenover de verlaging van de opbrengst van de vermakelijkheidsbe lasting moet staan een verhoging van andere inkomsten of verlaging van andere uitgaven van de gemeente. De vraag van de heer Minderhoud kan spreker beantwoorden met de mededeling, dat bij andere verenigingen geen boekenonderzoek heeft plaats gevonden, doch bij de bioscopen ligt het anders dan bij de andere verenigingen. Dit zijn incidentele gevallen. Bij de bioscopen is het hoofdzaak. Of in andere gemeenten boekenonderzoek heeft plaats ge vonden is spreker niet bekend. De heer BASTIAANSEN zegt geen aandacht te hebben besteed aan het ingekomen schriftuur van de bioscoophouders; spreker heeft slechts eigen argumenten gehanteerd om tot belastingverlaging te geraken. Hij heeft dit opzettelijk gedaan, omdat hij het rapport slechts vluchtig ge lezen had. Wanneer de wethouder zegt, dat Burgemeester en Wethouders over plaatselijke gegevens wensen te beschikken, dan vraagt spreker zich af hoever de wethouder wil gaan. Hij is van mening, dat indien bij het overleg wat soepelheid was betracht door b.v. met een globaal totaal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 47