60
15 FEBRUARI 1956
ook het Brabantpark is nog niet volgebouwd. Spreker is van oordeel,
dat deze school niet te ruim is opgezet.
De heer RATTINK merkt op, dat hij voor de kleuterschool het advies
van de Inspectrice niet heeft aangetroffen bij de stukken. Hij zou nog
gaarne willen weten over hoeveel leslokalen men beschikt en hoeveel
kleuters de school bezoeken. Spreker meent toch te moeten aannemen,
dat dit door Burgemeester en Wethouders zal zijn bekeken. Hij vraagt
waarom dit niet met een korte toelichting in het preadvies is verwerkt.
Met genoegen heeft spreker vernomen, dat het in het voornemen ligt
elke school van een gymnastieklokaal te voorzien. Hij wijst er echter
nogmaals op, dat het preadvies spreekt van de bouw van een gymna
stieklokaal en het ontwerp-raadsbesluit van de bouw van een gymna-
stiek-handenarbeidlokaal. Dit dekt elkaar niet.
De heer TOXOPEUS zegt, dat onderwijszaken vaak technisch zijn.
Hij geeft als zijn mening te kennen, dat persoonlijke en gevoelskwesties
beter in de onderwijscommissie kunnen worden doorgesproken. Het
ontstaan van prestigekwesties wordt hierdoor voorkomen. Spreker heeft
persoonlijk de prettigste herinneringen aan de onderwijscommissie,
toen de wethouder daarin nog als lid zitting had. Verschillende tech
nische voorstellen werden met behulp van ambtenaren ter secretarie
opgelost. Nu komen deze voorstellen abrupt in de raadsvergadering en
spreker vraagt zich af hoe het handigst en het prettigst de kwesties
kunnen worden afgedaan. Persoonlijk is hij van mening, dat dit kan
geschieden door dit agendapunt alsnog in de onderwijscommissie te
bespreken. Spreker vraagt dit preadvies aan te houden.
De VOORZITTER zegt, dat het aanvragen van schoolbesturen be
treffen ingevolge artikel 72 van de lager onderwijswet 1920, waarvan
de termijnen dreigen te verlopen. Spreker vraagt daarom deze keer
over de onderwijscommissie heen tot een besluit te komen.
De heer BASTIAANSEN merkt op, dat in het betoog van de heer
Toxopeus het prestige wederom om de hoek kwam kijken. Persoonlijk
is spreker er wel voor in de onderwijscommissie, vóór de raadszitting,
die zaken te doen behandelen, welke daarin thuis horen. Nu er echter
afspraken zijn gemaakt in deze commissie, dient men ook de conse
quenties te aanvaarden. Spreker adviseert de raad rustig door te gaan
met de agendapunten te behandelen.
De VOORZITTER verzoekt de raadsleden zich te beperken tot
agendapunt 19b, onder h, i en j.
Wethouder STUBENROUCH zegt zich aan de zakelijke kant in deze
punten te zullen houden en meent niet beter te kunnen doen dan de
adviezen van de Inspecteur van het lager onderwijs d.d. 5 januari 1956
en van de Inspectrice voor het kleuteronderwijs d.d. 13 februari 1956
voor te lezen.
Het advies van de Inspecteur van het Lager Onderwijs luidt:
„Naar aanleiding van Uw verzoek om advies d.d. 30 december 1955
no. F 5143-23636 heb ik de eer, U te berichten, dat mijnerzijds geen
bezwaar bestaat tegen inwilliging van het verzoek d.d. 21 december
1955 tot het mogen gebruiken van een tweetal lokalen der in aanbouw
zijnde barak in het Liniekwartier, ten behoeve van het G.L.O. der bo
venvermelde meisjesschool.
Met het kleuteronderwijs heb ik geen enkele bemoeiing, zodat ik mij
ontslagen acht hierover te adviseren".