r
78 14 MAART 1956
11 januari 1956
11 januari 1956
11 januari 1956
11 januari 1956
Dat. besl. B. en W.:
30 september 1955
30 december 1955
3 januari 1956
28e 22 februari 1956, G. nr. 36328
28d 22 februari 1956, G. nr. 36325
28b 22 februari 1956, G. nr. 36326
28c 22 februari 1956, G. nr. 36329
Agendanr.: Datum besluit Gedeputeerde Staten:
15 februari 1956, G. nr. 28699
578 1 februari 1956, G. nr. 36592
885 22 februari 1956, G. nr. 36178
Deze besluiten worden voor kennisgeving aangenomen.
4. Benoeming gemeenteontvanger.
De heer VERMEULEN zegt dat in het voorstel uitdrukkelijk staat,
dat de aanbeveling niet alfabetisch is. In het voorstel is echter geen
motivering daarvoor aangegeven. In een besloten vergadering zou hij
gaarne die motieven willen vernemen.
De VOORZITTER zegt toe een besloten vergadering te zullen houden
vóór de pauze.
5. Vermakelijkheidsbelasting voor bioscoopvoorstellingen.
De heer VERMEULEN zegt:
Mijnheer de Voorzitter,
Ik geloof dat het juist is alvorens een beslissing te nemen in deze
zaak nog eens even te releveren welke oorzaken hebben geleid tot het
verhogen van de tarieven voor de vermakelijkhedenbelasting. De directe
aanleiding was gelegen in het voornemen van de regering om een weel
debelasting te gaan heffen van ten hoogste 25% op vermakelijkheden,
als gevolg van de toenmalige behoefte aan dekkingsmiddelen. Dit voor- j
nemen werd nimmer uitgevoerd en daarvoor in de plaats werden de
gemeenten uitgenodigd de vermakelijkhedenbelasting belangrijk te gaan
verhogen. Voor bioscoopvoorstellingen werd een belasting van 45% ver- j,
antwoord geacht, met dien verstande, dat zij 35% zou zijn voor elke
voorstelling waarin naast andere films Nederlands journaal en/of films
als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder 2e, der bioscoopwet worden ver- c
toond tot een gezamenlijke lengte van 500 m. c
De gemeenten zijn echter nimmer verplicht geweest de belasting op
bioscoopbezoek op 35% vast te stellen, terwijl aan het aanvankelijke
voornemen om de uitkering uit het gemeentefonds over de jaren 1949
en 1950 te verminderen met het verschil tussen de bij algemene maatregel 2
van bestuur vastgestelde standaard en het concreet in de gemeente vast-
gestelde tarief, nimmer uitvoering werd gegeven. p
Volgens mededeling van het Ministerie zelf zijn dan ook een vrij g
groot aantal gemeenten successievelijk teruggekomen op de aanvankelijk tl
ingevoerde verhogingen. Het enige bezwaar hetwelk tot dusver tegen g
goedkeuring bestond is een eventueel daardoor niet sluitend worden
van de begroting. t]
Desalniettemin is de regering volgens haar eigen mededeling zich g
bewust van de invloed welke er van haar aanvankelijk ingenomen stand-
punt is uitgegaan op de hoogte van de tarieven en in sommige gevallen
nog uitgaat op de houding van bepaalde gemeentebesturen t.a.v. deze t,
belasting. e.
Het is om deze reden dat de regering een onderzoek heeft doen in- v
stellen door de accountantsdienst van het Ministerie van Economische