14 MAART 1956 81 wat betreft de termijn van inwerkingtreding wil ik eerst nog gaarne; van U vernemen welke technische redenen er zijn geweest welke U in Uw voorstel hebben geleid tot het noemen van de datum; 1 juli. Als daar voor geen dringende redenen zijn aan te voeren, dan dient daarvoor een eerdere datum te worden vastgesteld. De heer BASTIAANSEN zegt met grote belangstelling geluisterd te hebben naar het betoog van de heer Vermeulen. Het doet hem genoe gen dat deze zijn voorstel van de vorige keer om de vermakelijkheids belasting te verlagen volgt en zelfs nog verder gaat. Hij heeft met ver bazing het preadvies gelezen, vooral de laatste alinea, waarin plotseling een verlaging van 5"/o wordt voorgesteld. Burgemeester en Wethouders zien dus in - ofschoon de inhoud van het preadvies het tegenoverge stelde doet verwachten dat een verlaging noodzakelijk is, al is het dan maar 5°/o. Zoals spreker reeds eerder heeft betoogd moet de be lastingverlaging niet gezien worden als iets op zichzelf maar als een mogelijkheid om de extra verhoging van 1947 te doen verlagen. De bioscoopexploitanten mogen zeer zeker meeprofiteren van de algemene tendenz naar belastingverlaging. Waarom in Breda geen verlaging en in andere gemeenten wel? Breda mag geen uitzonderingspositie inne men. Verder meent spreker, dat voor wat het culturele peil van de film betreft, iedere film van enige waarde goedgekeurd door de zuidelijke nakeuring, in Breda wordt vertoond. De belastingpolitiek zal overigens het peil van de films niet doen veranderen. Ten aanzien van het gestelde in de 3e alinea van het preadvies merkt spreker op, dat Burgemeester en Wethouders met de mededeling, dat zij beschikken over gegevens van andere vermaakgelegenheden, zullen bedoelen de culturele vereni gingen. Hij meent dat zeker niet beschikt zal worden over werkelijk vergelijkbare gegevens zoals van circussen enz. Inderdaad kunnen plaatselijke omstandigheden sterk afwijken van de landelijke, maar dit zal dan door Burgemeester en Wethouders moeten worden aangetoond. Spreker is het geheel eens met wat de heer Vermeulen ten aanzien hier van heeft opgemerkt; cijfers van het landelijk gemiddelde zijn niet ver gelijkbaar. Overigens heeft spreker wel de indruk dat door Burgemees ter en Wethouders met getallen is gegoocheld. Blijft de belasting hoog dan zal men des te langer moeten wachten op een betere accomodatie van de bioscopen. Spreker acht het overigens juist dat men van de bioscopen geen paleizen maakt in de ware betekenis van het woord. Het is goed dat de bioscopen in een sobere stijl blijven. Hij stelt voor de vermakelijkheidsbelasting voor bioscopen niet met 5°/o doch met 10°/o te verlagen en te brengen op 25(l/o, zoals door de heer Sondermeijer in de vorige vergadering reeds is voorgesteld. De heer SONDERMEIJER zegt dat het onderhavige preadvies prak tisch hetzelfde is als het vorige. De laatste alinea heeft spreker echter verwonderd. Hij blijft bij zijn reeds eerder ingenomen standpunt en stelt voor de belasting terug te brengen op 25°/o. De heer TOXOPEUS zegt geen behoefte te hebben om in herhaling te treden. Hij wil gaarne het voorstel van de heer Sondermeijer onder steunen. De heer MINDERHOUD sluit zich aan bij de vorige sprekers. Ook hem komt de laatste alinea van het preadvies vreemd voor. Hij deelt mede dat reeds 272 van de 300 gemeenten belastingverlaging voor de bioscopen hebben toegepast. 28 gemeenten hebben dit nog niet gedaan waarvan 12 in Noord-Brabant en Limburg.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 81