14 MAART 1956 87
daarin gesteund door Mevr. van Mierlo, tot een formulering van deze
principiële bezwaren is hij toenmaals echter niet gekomen. Ter verdui
delijking van de standpunten en ter verkenning van de stellingen zou
het toch gewenst zijn, dat deze formulering thans wel zou worden ge
geven. Bovendien betreft het hier een aangelegenheid van openbaar be
lang daar zij direct verband houdt met de opvattingen welke hier wor
den gehuldigd over de taak van de overheid en de interpretatie welke
hier wordt gegeven aan de betekenis van de democratie.
Op voorhand wil ik voorkomen dat men mij zou toevoegen dat de
K.V.P. in deze Raad in het verleden reeds wel een duidelijk principieel
standpunt zou hebben ingenomen door daarvoor te verwijzen naar het
geen door de vorige fractie-voorzitter van de K.V.P. in deze Raad werd
opgemerkt. Hierdoor zou de discussie maar nodeloos worden gerekt. Ik
zal daarom uit de notulen van 1953 en 1954 citeren wat door de heer
Quaedvlieg ten principale werd gezegd.
In de vergadering van 11 november 1953 werd door hem o.m. opge
merkt:
„Spreker moge hierbij verwijzen naar het verkiezïngsprogram der Ka
tholieke Volkspartij waarin staat, dat deze partij zal bevorderen een
betere beleving der christelijke beginselen. Het is hiermede in tegen
spraak subsidie toe te kennen aan een instelling zoals Humanitas, welke
deze beginselen bestrijdt. Sprekers fractie gaat er van uit, dat het alge
meen welzijn wordt bevorderd door de beleving van de christelijke
beginselen.
De steunverlening aan een instelling die activiteiten ontplooit in de
richting welke met die beginselen in strijd is, is derhalve niet in het
algemeen belang.
Op deze gronden kan sprekers fractie zich met het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders vereniging".
Hier wordt dus een duidelijke principiële stellingname geformuleerd
over de juistheid waarvan men natuurlijk van mening kan verschillen.
De bestrijding van deze stelling wordt echter overbodig, doordat in
1954 deze stelling vrijwillig werd verlaten. Een nieuwe stelling werd
toen niet betrokken, zodat om de beeldspraak van „De Stem" te volgen,
wij op dit moment niet kunnen spreken van een stellingenoorlog maar
van een bewegingsoorlog. Mogelijk dat eerst na deze vergadering als
gevolg van de discussie weer stellingen worden betrokken. Ik voor mij
hoop, dat het dan een gezamenlijke stelling zal kunnen blijken te zijn.
In de vergadering van 7 december 1954 kwam de heer Quaedvlieg
wederom in het debat daartoe gedwongen, doordat zijn naam genoemd
werd. Aan het slot van zijn toen gehouden betoog merkte hij o.m. op:
„Spreker wenst er bovendien op te wijzen, dat door bevoegde instan
ties uitdrukkelijk is gezegd, dat de vereniging niet kan worden opgevat
als te zijn tegen het algemeen belang".
Breng ik deze uitspraak in hetgeen de heer Quaedvlieg in 1953 stelde
over, dan blijkt dus dat alhoewel deze instelling activiteiten zou ont
wikkelen welke strijdig zouden kunnen zijn met de christelijke beginselen,
zij desalniettemin niet strijdig is met het algemeen belang. M.a.w. men
mag niet stellen zoals de heer Quaedvlieg in 1953 deed, dat strijdigheid
met de christelijke beginselen zonder meer strijdigheid met het algemeen
belang impliceert. Daar wij allemaal naar mijn overtuiging tot taak heb
ben het algemeen belang te bevorderen is de voor de hand liggende
conclusie dat ook de fractievoorzitter van de K.V.P. in 1954 blijkens
zijn eigen uitlatingen niet anders zou kunnen concluderen dan dat ook
Humanitas, mits zij hier representatief zou blijken te zijn, recht heeft
op steun van de plaatselijke overheid in gelijke mate als deze door de
overheid wordt verleend aan soortgelijke verenigingen op andere levens
beschouwelijke bases.