92 14 MAART 1956
zal zeker veel goed kunnen doen onder zijn stamgenoten, als hij steunt
op ethische motieven van naastenliefde en goed begrip voor elkaar. Hij
zal dan ook ver uitsteken boven degenen, die zich door niets gebonden
voelen.
Mijnheer de Voorzitter, hier te lande en zeker ook hier ter stede, vindt
men buitenkerkelijken, Christenen van oorsprong, die een christelijk ge
loof niet als norm voor hun leven nemen. Dat wil niet zeggen, dat zij
hun theoretisch christelijk geloof hebben verloren, zeer zeker niet. Doch
in het Humanisme dat steunt op natuurlijke ethische beginselen ont
breekt het beslist niet aan atheïstische elementen. De slechtste manier,
om juist genoemden weer de basis van de christelijke beschaving te
geven, is zeker wel, hen positief op wankelende christelijke en gedeel
telijk heidense grondslag te plaatsen en hen de overtuiging te laten
bijbrengen, dat zij zo even goed kunnen voortleven, als in de christelijke
levensovertuiging, die zij praktisch verlaten hebben.
Mijnheer de Voorzitter, ik kan het niet als mijn taak vinden hen in
die overtuiging te stijven. Als ik in de missielanden leefde, zou het voor
mij misschien anders liggen, maar nu kan ik niet inzien, hoe iemand die
steunt op christelijke levensbeschaving, een beschaving, die de eeuwige
waarheden als basis neemt, zijn praktische medewerking kan geven om
de arbeid van Humanitas te stimuleren, ook al ligt mijn sympathie voor
een ethisch goed mens hoger, dan voor een heiden, die de natuurwet
schendt.
Als Katholiek sta ik op waarheid en wil die niemand opdringen, maar
het negativisme van het Humanisme bevorderen, dat kan ik niet. Voor
mij is het meest volmaakte Humanisme: het christelijke. Ik dank U.
De heer SONDERMEIJER zegt verschillende malen zijn standpunt te
hebben kenbaar gemaakt. Hij deelt mede dat zijn fractie met de K.V.P.,
de Prot. Christ, fractie en de heer Klompers in deze gezamenlijk stelling
nemen.
De VOORZITTER merkt op dat de Raad zwaar buiten de orde is
gegaan. De heer Vermeulen heeft de discussies op een bepaald plan
gebracht. Hij was zich wel bewust dat daar behoefte aan bestond, zodat
hij dit heeft toegelaten, opdat men zich eens kon uitpraten. Spreker
vraagt zich af of het college van Burgemeester en Wethouders zich in
dit stadium in de discussies moet mengen. Het college heeft een bestuur
lijk practisch preadvies gegeven, terwijl de fracties in de Raad een prin
cipieel standpunt hebben ingenomen. Er is concreet om gemeentesub
sidie gevraagd, waarop Burgemeester en Wethouders een praktisch ant
woord hebben gegeven. Hierbij is de vraag naar voren gekomen hoe de
zaak plaatselijk beoordeeld moet worden. In het onderhavige geval gaat
het om de plaatselijke gemeenschap en niet om de staatsgemeenschap.
Dit onderscheid moet goed onderkend worden. Het gaat dus om de vraag
of de gemeentelijke overheid er toe geroepen is zich te onthouden, toe
te laten of positief steun te verlenen. Dit laatste kan bestaan in het
participeren door de overheid (formele medewerking) of subsidiëren
(materiële medewerking). Deze mogelijkheden overwegend zijn Burge
meester en Wethouders gekomen tot een negatief preadvies. Het stand
punt van Burgemeester en Wethouders is het vorig jaar duidelijk ge
formuleerd. Hij veronderstelt dat de betrokken notulen wel zullen zijn
nagelezen. Hij heeft daar niets meer aan toe te voegen.
De heer VERMEULEN wil de vergadering niet langer ophouden. Hij
heeft het op prijs gesteld dat de Voorzitter heeft toegestaan dat deze
zaak kon worden uitgesproken. Hij is benieuwd naar het resultaat van
zijn ingediende motie. Spreker meent dat de heer Kroon zich te positief