15 MEI 1957 105 6. Heffing schoolgeld part-time opleiding monteurs. 7. Krediet ïwcegelamlenbrug. Deze voorstellen worden aangenomen. 8. Statuten Culturele Werkgemeenschap. De heer MENDES zegt, dat zolang de overheidsbemoeiingen met betrekking tot culturele aangelegenheden, zoals kunst, vrije tijds besteding, jeugdwerk, sport enz., niet op een wettelijke basis berus ten, zij in ieder geval door provincie en/of gemeente gereglemen teerd dienen te worden. Door de gemeenteraden vastgestelde statu ten van lichamen, werkzaam op deze gebieden, leiden er toe, dat een ieder weet, waar hij aan toe is, dat de democratie gehandhaafd blijft en minderheden ook aan hun trekken komen. Voorkomen wordt dus een onbevredigende toestand, zoals in onze gemeente t.a.v. b.v. het jeugdwerk blijkt te bestaan. Spreker is het daarom met het voorstel eens, ook al wordt er afgeweken van een vroeger genomen raadsbesluit. Indien dit be sluit in de praktijk tot moeilijkheden zal leiden, dan dient het te worden ingetrokken. De deskundigen achten het raadsbesluit niet te verwezenlijken en de Raad dient dus zijn aanvankelijk inzicht te wijzigen. Spreker zegt, dat hij wel enige opmerkingen heeft naar aanleiding van de statuten. Vooreerst is hij het niet eens met de omschrijving van de algemene taak der Culturele Werkgemeenschap. Ook een vorige maal heeft hij hierover reeds gesproken. Deze taakomschrij ving is te vinden in het gestelde op pagina 2 van het voorstel onder 4e punt b. De Culturele Werkgemeenschap heeft een taak werk zaam te zijn op het gebied der actieve kunstbeoefening. Zij dient de zelfwerkzaamheid der burgerij op dit gebied te stimuleren. De omschrijving in het voorstel kan tot verwarring leiden. Dat is ook het geval met artikel 3 der statuten, waarin wordt gezegd, dat de Stichting haar doel tracht te bereiken met alle wettige middelen, nader te omschrijven in het huishoudelijk reglement, met name door het gevraagd en ongevraagd geven van advies aan Burgemeester en Wethouders van Breda in culturele aangelegenheden. Ook uit deze bepaling blijkt niet duidelijk, dat het alleen maar gaat om de acti vering van de zelfwerkzaamheid der burgerij. Dit staat nu wel in artikel 2, doch dit is volgens spreker niet voldoende. Spreker ver staat onder de harmonische culturele vorming van de burgerij ook de passieve kunstbeoefening door de burgerij, welker activering niet tot de taak van de C.W.G. blijkt te behoren. In de toelichting op art. 5 der ontwerpstatuten wordt gesproken van een bindende voordracht. De Raad heeft hier dus geen recht van initiatief. Spre ker is het niet eens met deze toelichting en zou gaarne zien, dat deze bindende voordracht wordt gewijzigd in een aanbeveling. In de 2e alinea van art. 18 wordt gesproken over een besluit van het bestuur, mede te delen aan Burgemeester en Wethouders. Naar de mening van spreker dient hier niet alleen Burgemeester en Wet houders maar ook de Raad te worden geïnformeerd. Tenslotte wijst spreker er op, dat in het slot van het voorstel is vermeld, dat Burgemeester en Wethouders bevoegd moeten zijn kleine wijzigingen in de Statuten namens de Raad te aanvaarden of te verwerpen. Spreker acht het gewenst, dat ook hiervan aan de Raad kennis wordt gegeven. Naar het voorkomt hinken de statuten op 2 gedachten en wel statuten enerzijds en richtlijnen anderzijds.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 105