108
15 MEI 1957
aandacht gevestigd. Als de besturen niet zulk een opvatting hebben,
dan kan het aan het werk bestede geld wel als verloren worden
beschouwd. Spreker vestigt ook de aandacht op het noodzakelijk
onderhoud van de gebouwen, dat niet alleen in Breda, maar ook
elders vaak veel te wensen overlaat. Ook daardoor komt het, dat
zulke gebouwen weinig bezoekers trekken.
De financiële beschouwingen voorkomende in het rapport van het
Stedelijk Sociaal Charitatief Centrum zijn volgens spreker nog al
aan de optimistische kant. Spreker zou gaarne de mening van de
wethouder vernemen over het idee tot instelling van een stedelijke
commissie als overkoepelend orgaan voor de diverse besturen van
ruimtebiedende gelegenheden.
De heer VERMEULEN zegt, dat aan het slot van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders g'evraagd wordt hun beleid te
aanvaarden. Hij heeft het preadvies hierop uitdrukkelijk nagelezen.
Dit beleid schijnt te zijn gebaseerd op afwachten van het particu
lier initiatief. Dit is toch wel een erg passief beleid. Spreker vraagt,
aan welke belanghebbenden Burgemeester en Wethouders het
schrijven van februari 1955 waarvan in het voorstel op pagina 3
sprake is hebben toegezonden en wat het resultaat daarvan is,
behalve dan dat het Stedelijk Maatschappelijk Centrum een com
missie in het leven heeft geroepen. Spreker meent, dat het beleid
der overheid hier te passief is. In de richtlijnen is onder de voor
waarden opgenomen, dat de subsidie-aanvragen moeten passen in
het plan. Is er al een plan en krijgt de raad dit ook te zien? Als
de richtlijnen door de raad worden aanvaard, dan moet er tevens
een opdracht komen voor het maken van een plan, anders kunnen
Burgemeester en Wethouders niets doen. Hoe denken Burgemeester
en Wethouders over de suggestie van het Stedelijk Maatschappelijk
Centrum om als in bepaalde wijken behoefte bestaat om ruimte-
biedende gelegenheden te scheppen op niet-confessionele basis en
de bestuurders een subsidie-aanvrage indienen, deze op gelijke voet
als de anderen te behandelen? Burgemeester en Wethouders spre
ken zich hierover niet uit in hun voorstel. Gaarna wordt spreker
over deze kwestie nader ingelicht. Worden er door de provincie nog
bijdragen gegeven en zo ja, zullen Burgemeester en Wethouders
daarvan gebruik maken?
Wethouder STUBENROUCH zegt verheugd te zijn, dat diverse
sprekers het voorstel van Burgemeester en Wethouders hebben toe
gejuicht. Hij zal trachten de gestelde vragen te beantwoorden. De
technische vraag van de heer Nieuwlaat eist een technische beant
woording. Dit antwoord is niet zo gemakkelijk te geven. B.v. een
gebouw moet in 60 jaar worden afgeschreven doch de rente en
aflossing dienen in 40 jaar betaald te zijn. Bij iedere concrete aan
vrage zullen B. en W. deze kwestie moeten bezien, omdat het doel
van deze subsidieregeling is de exploitatie sluitend te krijgen. Voor
bestaande inrichtingen zal de gemeente ervoor moeten zorgen, dat
de exploitatie sluitend is.
Over de optimistische geluiden in het rapport van het Stedelijk
Centrum over de financiële kant van de kwestie heeft spreker een
andere opvatting dan de heer Mendes. De tijd zal leren of deze
geluiden te optimistisch of te pessimistisch waren. De suggestie
om een overkoepelend orgaan in te stellen is wel degelijk overweging
waard. Wellicht wordt deze suggestie door Burgemeester en Wet
houders overgenomen.
De heer Vermeulen heeft gesproken over een passief beleid van