122 12 JUNI 1957 Vraag. De heer SAMSON is, naar aanleiding van zijn bij de begro tingsbehandeling 1957 gestelde vraag met betrekking tot de invoering van de schoolmelkverstrekking op de lagere scholen, toegezegd dat con tact zal worden opgenomen met de hoofden van de openbare lagere scholen om na te gaan of er belangstelling voor bestaat. Antwoord. Uit een bij de ouders van de leerlingen van de openbare lagere scholen ingestelde enquête is gebleken, dat de belangstelling voor de schoolmelkverstrekking gering is. Voorts zijn wij van mening, dat de voeding van de kinderen een taak is die op de eerste plaats in handen van de ouders dient te blijven. Daarbij komt dat het, blijkens een ter zake door de directeur van de G.G. en G.D. uitgebracht rapport, vaststaat, dat de melkvoeding voor alle kinderen niet even noodzakelijk is. Bij ieder kind dat zich met de moeder voor onderzoek op de schoolgeneeskundige dienst meldt, wordt door de schoolarts uitvoerig ingegaan op de voedingsge woonten van het kind en van het desbetreffende gezin, waarin begrepen het gebruik van melk en melkprodukten. De zelfwerkzaamheid van de ouders op voedingsgebied wordt daardoor zeker gestimuleerd. Daar in het zuiden van het land de hoofdmaaltijd meestal in de mid dagpauze wordt genuttigd, zal de eetlust door het gebruik van melk, geserveerd 1 a IV2 uur vóór die hoofdmaaltijd, zeker worden geremd. De schoolartsen zijn van mening dat de algemene toestand van de Bredase jeugd zodanig is dat de schoolmelkvoorziening geen directe vereiste is. Voorts zijn aan de distribuering van melk op scholen nog vele tech nische bezwaren verbonden, hetgeen uiteraard, indien althans school melkvoorziening noodzakelijk is, geen bezwaar mag zijn. Mocht in verband met de melkprijsverhoging de voedingstoestand van de Bredase jeugd achteruit blijken te gaan, dan zullen op ons uitdruk kelijk verzoek de schoolartsen daarop onmiddellijk onze aandacht ves tigen. Gezien het bovenstaande zien wij vooralsnog geen aanleiding over te gaan tot invoering van schoolmelkverstrekking op de lagere scholen. Vraag. Mevrouw VAN MIERLO e.a. hebben bij de behandeling van het op 17 april 1957 aangenomen voorstel tot de bouw van 8 winkels met 24 bovenwoningen aan de St. Ignatiusstraat geopponeerd tegen het aanbrengen van koelkasten in de woningen. Door Burgemeester en Wethouders is daarop toegezegd te trachten, indien althans mogelijk, de koelkasten nog uit het plan te laten. Antwoord. Zoals ook reeds in de destijds bij het voorstel gevoegde exploitatie-begroting van dit complex is aangegeven, zal de extra huur voor de koelkasten bedragen 3,65 per maand. Met de vergoedingen voor andere bijzondere voorzieningen is dit bedrag begrepen in de huur prijs ad 105,per maand. Met het oog op deze geringe huurverhoging en het meerdere gemak en comfort, dat de bewoners van de aanwezig heid van een koelkast hebben, achten wij het toch raadzaam het aan brengen van de koelkasten te handhaven. De Bouwcommissie kan zich met deze zienswijze verenigen. 5. Organieke regelingen ingevolge de gemeentewet. De VOORZITTER stelt voor eerst het reglement van orde voor de Raad te behandelen. De heer VERMEULEN betuigt zijn erkentelijkheid aan de samen steller van het reglement van orde. Hiervoor is zeer veel werk verzet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 122