128 12 JUNI 1957 kan beraadslagen en besluiten. Bovendien noemt hij als voorbeeld de be noeming van een wethouder strijdig met het reglement van orde van de desbetreffende gemeenteraad. Dit besluit werd door de Kroon vernie tigd, wegens strijd met het algemeen belang. Omdat spreker het grote gevaar voor vernietiging van raadsbesluiten wegens strijd met het algemeen belang onder ogen heeft gezien, heeft hij in de commissie zijn stem gegeven aan redactie van artikelen, die hij uiteindelijk ook gaarne anders geredigeerd zou hebben. De VOORZITTER zegt, dat de commissie wel verslag heeft uitge bracht, middels een nota van wijzigingen, die aan de commissieleden is toegezonden. Hij betreurt het, dat door een abuis deze nota niet ter kennis is gekomen van alle raadsleden, doch bij de ter visie gelegde stukken lag het ontwerp van het reglement van orde, waarin de door de commissie voorgestelde wijzigingen in rood waren aangebracht. Spreker stelt voor het reglement van orde artikelsgewijze te behan delen. De heer VERMEULEN deelt mede, dat hij slechts zijn bezwaren wil handhaven ten opzichte van artikel 6 en 38. De VOORZITTER brengt het voorstel van de heer Vermeulen om in artikel 6 de woorden „zoveel mogelijk" te schrappen in stemming. Het voorstel van de heer Vermeulen wordt bij handopsteken ver worpen. Vóór stemden: Mevrouw Slot-Plattel en de heren Brinkerhof, Kamp- huys, Vermeulen, Rattink en Spanjer. De heer VERMEULEN zegt, dat hij bij artikel 38 geen bezwaar heeft tegen het gestelde in artikel 36 van het oude reglement van orde lui dende: „De notulen ener besloten vergadering worden afzonderlijk ge houden; zij worden dadelijk of in een volgende besloten vergadering aan haar goedkeuring onderworpen". De VOORZITTER heeft geen bezwaar tegen dit amandement, even min tegen het opnemen van de antwoorden op de door raadsleden ge stelde vragen. Met inachtneming van deze wijzigingen wordt het reglement van orde zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Hierna worden eveneens zonder hoofdelijke stemming de be- heersverordeningen en de lijstverordening vastgesteld. 6 a. Heffing opcenten hoofdsom grondbelasting. De heer BASTIAANSEN zegt, dat de gemeentelijke opcenten in 1956 voor de gebouwde eigendommen 190 en voor de ongebouwde eigen dommen 110 bedroegen. In het voorstel wordt thans gesproken van 60 en 30 opcenten, zijnde het maximum toegelaten aantal. Dit is spreker niet duidelijk. Wethouder MEIJS antwoordt, dat de opbrengst van de grondbelasting voor de gemeente gelijk zal zijn. Door het Rijk zal compensatie verleend worden aan de gemeente voor de verlaging van deze opcenten. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 6 b. Wijziging heffingsverordening Gemeentelijk Vervoerbedrijf.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 128