134 12 JUNI 1957
vrager is dus tegen de beslissing van Burgemeester en Wethouders in
beroep gekomen. De Raad moet dus op dit beroepschrift beslissen en
kan dit doen in tegenstelling met het preadvies van Burgemeester en
Wethouders. De procedure neergelegd in de Woningwet, moet worden
toegepast.
De heer KRAMERS vraagt of het mogelijk is deze aanvrage af te
wijzen doch daaraan een voorwaarde te verbinden.
De heer KOOLS vraagt of de heer Fikken een nieuwe aanvrage kan
indienen als de Raad met het preadvies van Burgemeester en Wethouders
medegaat.
De heer TOXOPEUS gaat zich afvragen of dit beroep bij de Raad
aangetekend alleen toegewezen kan worden op formele redenen of heel
bijzondere redenen. Spreker noemt dit beroep dan toch wel zeer illusoir.
De heer MOL verzoekt de Raad toch geen supervisor te gaan spelen.
De gemeente beschikt over een deskundige welstandsadviseur en hij is
ervan overtuigd, dat de Raad op zeer gevaarlijk terrein is, indien van het
advies van deze deskundige wordt afgeweken. De lichtreclame kan toch
op een andere manier worden aangebracht. Een aanvaardbaar project
is toch altijd mogelijk.
De heer SAMSON vraagt of de heer Fikken bij aanneming van dit
preadvies met een nieuw project voor lichtreclame op het dak mag
komen.
De VOORZITTER antwoordt, dat de heer Fikken zeer zeker een
andere aanvrage kan indienen, f
Wethouder MEIJS merkt op, dat wanneer de heer Fikken toegestaan
wordt de lichtreclame aan te brengen, het voor Burgemeester en Wet
houders erg moeilijk wordt andere aanvragen te weigeren. Hierdoor zal
het theoretisch mogelijk zijn dat op iedere gevel een dergelijke stellage
verschijnt. Spreker is van mening, dat dan het esthetisch aanzien van de
Grote Markt wordt geschaad. Bovendien zal de lichtreclame levendiger
worden als zij lager wordt aangebracht. Op het dak heeft zij alleen effect
voor grote afstand.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het preadvies van Burgemeester en Wethouders besloten, waar-
bij wordt aangetekend, dat de heren Kramers en Van Gisbergen,--»
geacht worden te hebben tegengestemd. G
19. Bouw van een buurthuis.
De heer BRINKERHOF zegt, dat in het voorgaande preadvies wordt
gesproken over de schoonheid van de Grote Markt. Spreker zegt, dat
de gehele Raad toch weet, dat het beter is dat de huizen van, het West
einde vandaag worden afgebroken als morgen. De heer Mol heeft bij
het vorige agendapunt gezegd, dat de Raad ernaar moet streven dat de
schoonheid van de stad niet moet worden aangetast. Hij hoopt, dat het
tegenovergestelde van schoonheid spoedig mag verdwijnen. Zijn bezwaar
gaat tegen het ontwerp van het buurthuis, dat van dezelfde allure is dan
de gebouwen, die thans in het Westeinde staan.
De VOORZITTER merkt op, dat het voorstel alleen inhoudt de fin-
nanciering van het buurthuis.