17 JULI 1957 165 De heer VAN BOXTEL zegt, dat uit de redactie van art. 18 niet direct te lezen is of de uitkering aan de weduwe gedaan wordt boven de normale aanspraken op weduwenpensioen. De VOORZITTER zegt, dat dit wel het geval is. De heer VAN BIJNEN vraagt wat de bedoeling is van artikel 14 van de verordening inzake het weduwenpensioen van de wethouder mede gezien het bepaalde! in artikel 45 van de wet. De heer ROMSOM zegt dat in artikel 45, le lid, van de Wet van 1 augustus 1956 is bepaald, dat het weduwenpensioen eindigt, indien de weduwe hertrouwt. Wat geschiedt er nu, als dit tweede huwelijk wordt ontbonden? Art. 14 van de verordening voorziet hierin: de weduwe krijgt dan opnieuw aan spraak op het weduwenpensioen, ontleend aan het wethouderschap van haar eerste overleden man. De ontbinding van het huwelijk geschiedt door overlijden of door echtscheiding. Het Burgerlijk Wetboek kent nog een derde mogelijkheid van huwe lijksontbinding. Als (buiten het geval van kwaadwillige verlating) een der echtgenoten langer dan 10 jaar afwezig is en er geen enkel bericht over zijn leven of dood is ontvangen, dan kan de andere echtgenoot met rechterlijk verlof opnieuw trouwen; door deze huwelijksverbintenis wordt dan de voorafgaande ontbonden. Het is in de pensioenwetgeving gebruikelijk met deze overigens uit zonderlijke situatie rekening te houden, door aan de bepaling, dat het weduwenpensioen herleeft door ontbinding van het tweede huwelijk toe te voegen „anders dan door een opvolgend huwelijk met rechterlijk verlof". Door een dergelijk onmiddellijk opvolgend huwelijk blijft de weduwe (van de overleden wethouder) gehuwd en is er geen aanleiding het we duwenpensioen opnieuw toe te kennen. Volgens de heer TOXOPEUS zal dan de komma achter „anders dan door een opvolgend huwelijk" moeten vervallen. De VOORZITTER verzoekt de Raad, Burgemeester en Wethouders te machtigen dit nader te bezien en de details te onderzoeken. De Raad kan hiermede instemmen en besluit overigens over eenkomstig het voorstel. 38. Huur gedeelte tuin van belastinggebouw aan de Catharinastraat. 39. Aanschaffing lintzaagmachine. 40. Aanschaffing rupstrekker met laadschop. Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten. 41. Verbouwing pand Schorsmolenstraat 4. De heer BRINKERHOF wil zijn stem gaarne nader motiveren; hij was de kleinst mogelijke minderheid in de afdeling voor openbare wer ken. Voorop wil hij stellen dat het Wit-Gele Kruis zijn volle sympathie heeft. Hij acht het echter beter indien de verbouwing wordt uitgesteld tot betere tijden. Hij heeft het vermoeden, dat Gedeputeerde Staten het krediet niet zullen goedkeuren in verband met de precaire toestand van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 165