11 SEPTEMBER 1957 195
was geweest, had het vast niet andermaal bij de gemeente aangeklopt.
Voor zover spreker bekend is, zijn aan het schetsplan geen kosten
verbonden, omdat deze 2e hal volledig identiek is aan de eerste. De
huurprijs wijst op rentabiliteit. De richtlijnen geven de mogelijkheid om
per leerling een bepaald huurbedrag op te brengen. Hij heeft stellig
de indruk, dat het geheel wel rendabel zal zijn. Spreker dringt aan om het
voorstel aan te nemen, waarbij de gemeente Breda en vooral de jeugd
zal zijn gebaat.
De heer BRINKERHOF zegt, dat het voorstel behandeld is in de af
deling voor openbare werken. Unaniem was men van oordeel, dat de
huisvesting van de U.T.S. een voorname aangelegenheid is. De leden van
de commissie waren echter niet op de hoogte van de aanvrage van de
Algemene Bouwvereniging. Daarom wil hij voorshands zijn stem voor
behouden.
De VOORZITTER zegt, dat volgens de heer Vermeulen het College
van Burgemeester en Wethouders buiten zijn boekje zou zijn gegaan.
De heer Vermeulen heeft met diens uitlating het College nauw aan zijn
vestje getrokken. Hij wil daarentegen duidelijk stellen, dat Burgemeester
en Wethouders de vrijheid hebben om binnen de orde van de gewone
dienst aan openbare werken opdrachten te verstrekken. Er komen tien
tallen schetsen op tafel van Burgemeester en Wethouders die de Raad
niet bereiken. Spreker zou de opmerking kunnen begrijpen indien de
opdracht aan een particuliere architect zou zijn verstrekt, maar zelfs dan
moet het College van Burgemeester en Wethouders nog voldoende vrij
heid hebben. Zouden Burgemeester en Wethouders deze vrijheid niet
hebben dan zou het zeer moeilijk zijn om hun taak uit te voeren.
Wethouder STUBENROUCH zegt slechts enkele opmerkingen te heb
ben, omdat de heer Bastiaansen al een toelichting heeft gegeven; dit zou
ook zijn toelichting kunnen zijn. Naar sprekers mening is het technisch
onderwijs de bottle-neck van de industrialisatie. Niet alleen moet alles
gedaan worden voor het lager technisch onderwijs, maar ook moet het
uitgebreid technisch onderwijs geholpen worden, omdat de industrie naar
vakmensen vraagt die de opleiding aan de U.T.S. hebben gevolgd.
Wethouder JONGBLOED is van mening, dat er geen discriminatie is
tussen industrialisatie en bouwplannen. Worden bouwvoorschotten aan
bouwverenigingen verstrekt dan moet niet alleen het desbetreffende be
drag op de begroting worden gebracht, maar er moet ook geld zijn om
het bedrag uit te keren. In het onderhavige geval ligt dit anders. In
afwachting van de pogingen om geld te krijgen voor de bouw van deze
industriehal, dient thans een bedrag op de begroting te worden gebracht.
Het is niet zo, dat de U.T.S. voor gaat op de woningbouw.
De VOORZITTER acht het onjuist om de kredietverlening voor de
U.T.S. te koppelen aan de kredietverlening van de woningbouwvereni
gingen. Beide onderwerpen vragen een ander beleid. Ten aanzien van de
woningbouw wordt verwacht, dat binnen afzienbare tijd het rijk de
voorschotverlening zal hervatten.
De financiering van de industriehal loopt over het Ministerie van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Of middelen verstrekt zullen
worden is nog een open vraag. Eerst moet er echter een raadsbesluit zijn
tot beschikbaarstelling van een krediet. Daarna kan pas een verzoek om
financieringsmiddelen uitgaan.
De heer VERMEULEN is het met de Voorzitter eens, dat binnen de