220
16 OKTOBER 1957
ons handelen. De gemeente zal hier als een gewetensvol huiseigenaar
dienen te handelen en niet meer huur dienen te vragen voor een pand
dan de rechtvaardigheid toelaat.
Tenzij van de zijde van Uw College concrete toezeggingen worden
gedaan op korte termijn te verwezenlijken behoud ik mij het recht
voor in tweede instantie door middel van een motie een uitspraak van
de raad te vragen.
Een derde door mij bezichtigde woning, Mijnheer de Voorzitter, betreft
een pand in de Middellaan eveneens eigendom van de gemeente.
Sinds dat huis eigendom van de gemeente geworden is, is dit zodanig
in huur verhoogd, dat naar mijn persoonlijke mening er ook hier een
niet juiste verhouding bestaat tussen huurwaarde en gebruikswaarde.
Na deze steekproef, Mijnheer de Voorzitter, zal het duidelijk zijn
dat mijn vertrouwen in de betrouwbaarheid van de voorlichting over dit
punt ten zeerste is gedaald, zoniet geheel is verdwenen. De hele huur
verhoging van het eigen woningbezit dient opnieuw te worden bezien en
zeer waarschijnlijk voor een zeer groot deel herzien te worden. Er zijn
woningen bij waarvoor het niet alleen voldoende zal zijn de laatste
huurverhogingen ongedaan te maken, doch tevens de daaraan vooraf
gegane huurverhogingen, zodat zij worden teruggebracht tot het peil
van 1940. Het ongedaan maken van de huurverhogingen zal met terug
werkende kracht dienen te geschieden.
Mijnheer de Voorzitter, ik stel mij voor dat de gemeente niet de enige
eigenaar is van woningen als hiervoor door mij bedoeld. Ik veronderstel,
dat andere eigenaren van dit soort van woningen zich sterk zullen heb
ben gevoeld bij het verhogen van de huren welke door hen daarvoor
worden gevraagd door de door de gemeente daarvoor gevolgde gedrags
lijn. Onze verantwoordelijkheid strekt zich daardoor dus verder uit dan
alleen tot ons eigen woningbezit.
Daar dit woningen betreft welke niet met bijdrage-regelingen zijn
gebouwd, komt U ook qua zelfbestuur niet aan deze verhogingen te
pas. Wel bestaat er m.i. Uwerzijds de mogelijkheid om de minister tc
verzoeken deze huurverhogingen ongedaan te maken, c.q. de huren te
doen terugbrengen op het peil van 1940.
Ik zou Uw College willen verzoeken ten deze actief te willlen zijn en
aan de raad een lijst voor te willen doen leggen van woningen in onze
gemeente, welke door de toestand waarin zij verkeren, voor bovenstaande
maatregelen in aanmerking komen.
Ik meen in eerste instantie voldoende te hebben duidelijk gemaakt,
Mijnheer de Voorzitter, op welke punten ik met Uw College van mening
verschil. Ik zal gaarne het antwoord van Uw College afwachten alvorens
tot verdere stappen te besluiten.
De heer NIEUWLAAT wil een opmerking maken over de 60 nood
woningen, waarover in de nota wordt gezegd, dat er geen aanleiding
bestaat om een afwijkende huurverhoging bij de Minister aan te vragen
en burgemeester en wethouders baseren dit op de kwaliteit en het vrij
aantrekkelijke aanzicht van deze woningen. De grote vraag is volgens
spreker of deze woningen uit bewoonbaarheidsoogpunt wel goed zijn.
De daken zijn zeer slecht en de woningen zijn zeer vochtig. Spreker is
van mening, dat de onderhoudskosten voor de bewoners veel hoger zijn
dan in een permanente woning. Het is spreker bekend, dat de schoor
stenen slecht zijn en dat deze in andere gemeenten reeds vernieuwd zijn.
Hij vraagt zich af of de 25<)/o huurverhoging voor deze woningen wel
toegepast moet worden. Hij stelt voor de Minister toestemming te vragen
van de 25°/o verhoging te mogen afwijken. Een andere oplossing zou
zijn de nodige herstellingen te doen uitvoeren. Spreker vraagt of in ver
band met de exploitatie-opzet dit mogelijk is.