16 OKTOBER 1957
221
De heer VAN DEN EEDEN heeft in de vorige raadsvergadering
aandacht gevraagd voor het bijzonder huurprijzenbesluit, dat voor on
bewoonbaar verklaarde woningen van toepassing is'. Spreker is metde
heer Vermeulen teleurgesteld, dat burgemeester en wethouders de huur
van de krotwoningen met 25®/o hebben verhoogd. Op pagina 3 vhri de
nota wordt gezegd, dat de oude woningen, welke op korte termijn möe-
ten worden geamoveerd uit een oogpunt van volkshuisvesting als krot
woningen plegen te worden aangeduid. Spreker bestrijdt dit en is van
oordeel, dat dit inderdaad krotwoningen zijn. Op pagina 4 van de nota
wordt onder meer wederom gezegd: „wat de zgn. krotwoningen betreft
merken wij nog op, dat deze aanduiding nog niet wil zéggen, dat zij
ongeschikt ter bewoning zijn". Hij is van oordeèl, dat het merendeel
van deze woningen zonder meer tot krotwoningen moeten worden
gerekend.
Spreker vraagt voor de krotwoningen de 25%> huurverhoging niet toe
te passen.
De heer TOXOPEUS acht de redactie van de nota niet erg gelukkig.
Er is momenteel veel te doen over de huren. Spreker is van mening,
dat de Minister er ook iets aan zal moeten doen. Want op de eerste
pagina van de nota wordt gesteld, dat burgemeester en wethouders
overwegen binnen afzienbare tijd te komen tot een nadere bepaling der
huurprijzen van het gehele na-oorlogse woningbezit, waarbij de huizen
naar gelang grootte, indeling, woongerief, ligging enz. der woningen
in nog meer juiste verhouding op elkaar worden afgestemd. Volgens de
mening van burgemeester en wethouders kan de Minister van Volkshuis
vesting en Bouwnijverheid medewerking verlenen op grond van het Be
sluit bijzondere huurprijzen 1954. Doch Breda is niet de enige gemeente
in Nederland waar moeilijkheden heersen over de huurprijzen. Spreker
is het volkomen eens met de heer Vermeulen, wanneer deze op spoed
aandringt. Doch hij weet, dat de genoemde termijn te kort is. Spreker
is gaarne bereid burgemeester en wethouders, indien nodig, een prikkel
tot spoed te geven.
Hij is evenwel verheugd, dat in de gemeente Breda nog niet de on
mogelijk hoge huren worden betaald, zoals in de grote steden.
Spreker sluit zich volkomen aan bij hetgeen de heren Vermeulen en
Van den Eeden hebben gezegd over de huren van de krotwoningen.
Hij heeft de door de heer Vermeulen bezochte woningen niet gezien,
doch is van oordeel, dat verhoging van de huren voor dergelijke woningen
niet te rechtvaardigen is. Hij vraagt burgemeester en wethouders extra
spoed te betrachten met het opnieuw vaststellen van de huren van deze
krotwoningen. Spreker betreurt het dat deze redactie in de nota is
terecht gekomen. Gaarne zou hij van burgemeester en wethouders horen,
dat zij deze redactie niet juist vinden.
Mejuffrouw KOPPELAAR is het in grote trekken eens met de vorige
sprekers en vraagt indien teruggaan tot de huurprijzen voor de krot
woningen naar de toestand van mei 1940 niet mogelijk is, toch zeker
de 25*/o huurverhoging niet toe te passen.
Bovendien vraagt zij burgemeester en wethouders te zorgen, dat deze
woningen bewoonbaar blijven door het aanbrengen van verbeteringen
en herstellingen.
Wethouder JONGBLOED zegt, dat de betogen van alle sprekers op
een punt alle gelijk zijn nl. de huur van de oude woningen. Toen hij bij
geruchte vernam, dat in de raadsvergadering hierover gesproken zou
worden, heeft hij enige woningen in de Bouwerijstraat bezocht. Spreker