222 16 OKTOBER 1957 moet toegeven, dat de woningen niet best zijn; beter gezegd uitgespro ken slecht. Deze woningen in behoorlijke bewoonbare staat brengen is onmogelijk. Andere woningen heeft hij niet bezocht, zodat hij niet durft te zeggen of er nog meer van dergelijke woningen eigendom van de gemeente zijn. Toen de voorschiiften over de huurverhoging met 25°/o binnen kwamen is besloten, dat alle huren van de vooroorlogse woningen met 25°/o zouden worden verhoogd. Dat lag voor de hand, omdat de huren van deze woningen ten opzichte van de huren van de nieuwe woningen zeer laag waren. Bovendien ontbrak het woningbedrijf de nodige tijd voor een onderzoek naar de toestand van de woningen in te stellen. Daarom is het woningbedrijf opdracht gegeven alle huren met uitzondering van de woningen in de Molenstraat, behoudens goedkeu ring van burgemeester en wethouders met 25°/o te verhogen. Spreker zegt toe, dat burgemeester en wethouders de huren van alle vooroorlogse woningen nogmaals zullen bekijken. Bovendien wil spreker onder de aandacht van de raad brengen dat in een persbericht is medegedeeld, dat de bewoners zo zij bezwaar hadden tegen de huurverhoging, hun bezwaren bij het gemeentelijk woning bedrijf konden indienen. Klachten van enige betekens zijn er niet inge komen. Het ware daarom beter geweest indien de bewoners van de Bouwerijstraat met hun klachten niet naar de raadsleden waren gegaan, doch naar het woningbedrijf of eventueel naar de Huurcommissie. Daar om hebben burgemeester en wethouders ook berust in de door het woningbedrijf voorgestelde huurverhoging met 25°/o. Spreker zegt zonder bang te worden van nog in te dienen moties, dat het alleszins redelijk is de huurverhoging van de bestaande oude woningen onder ogen te zien. Hierover zullen aan de raad nadere mede delingen worden gedaan. Ook zal dan de terugkeer tot het huurpeil van 1940 worden bekeken. Spreker hoopt, dat de raad met de toezegging om zo spoedig mogelijk met nadere mededelingen te komen genoegen zal nemen, omdat het thans voor burgemeester en wethouders niet moge lijk is met afgeronde voorstellen te komen. Een van de Maycrete-woningen, waarover de heer Nieuwlaat heeft gesproken, heeft spreker bezocht. In verhouding met de huren van de woningen in de Vlaszak en de Beijerd zijn deze woningen spotgoedkoop; 8,95 per week is zeker niet te hoog. Óf de daken en de schoorstenen niet in orde zijn weet spreker niet. Wel zal het buitenverf werk moeten worden aanbesteed. Uit financieel oogpunt bezien, zou de gemeente deze woningen het beste kwijt kunnen. Tot en met 1956 werd op deze Maycrete-woningen 6.081,98 toegelegd. Het Rijk staat toe, dat per jaar 50,voor onder houd in de exploitatie-rekening wordt opgenomen, hetgeen veel te weinig is. Spreker persisteert bij het door burgemeester en wethouders ingenomen standpunt om de huren van de Maycrete-woningen met 25®/o te verhogen. Hij acht de huurverhoging rechtvaardig en vindt geen aanleiding de Minister te vragen de huurverhoging niet toe te passen. Spreker is ervan overtuigd, dat de bewoners van de krotwoningen gaarne zouden willen verhuizen naar deze woningen. Terugkomende op de door de heer Vermeulen bezochte woningen in de Bouwerijstraat merkt spreker op, dat het niet juist is, dat men bii deze woningen met de deur in huis valt. Meestal staat de buitendeur open en komt men in een portaaltje en daarachter is nog een deur, die toegang tot de kamer geeft. Spreker heeft geen bezwaar om binnen een termijn van 6 maanden tot uniformiteit te komen van de huren van nieuwbouwwoningen. Hij wijst er echter op, dat deze huumivellering via de Minister moet worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 222