16 OKTOBER 1957
223
gespeeld, zodat hij hoopt, dat de raad eventueel genoegen zal nemen
met een interim-rapport van burgemeester en wethouders.
De VOORZITTER zegt, dat het beter is te spreken van medio 1958
voor dit rapport.
Wethouder JONGBLOED vervolgt, dat men zich van deze huur-
nivellering geen gouden bergen moet voorstellen, omdat huurgelijktrek-
king slechts zal kunnen geschieden voor complexen die onder ongeveer
gelijke omstandigheden zijn gebouwd.
De kosten van de portiekverlichting moeten door de bewoners zelf
worden gedragen. Voor de woningwetwoningen is een vast bedrag per
jaar voor onderhoud bepaald. De andere bijkomende kosten zoals portiek
verlichting en schoonmaak van de gemeenschappelijke opgang behoren
afzonderlijk te worden geadministreerd.
De heer VERMEULEN heeft na de toezeggingen van de wethouder
niet veel meer te zeggen. Ten aanzien van het oude woningbezit zal er
iets gaan gebeuren, doch de wethouder heeft naar sprekers mening iets
te veel slagen om de arm gehouden. De wethouder heeft wel de toe
zegging gedaan de raad in te lichten, doch niet wanneer.
Spreker is van mening, dat de gemeente als huiseigenaar door de
toegepaste huurverhoging met 25°/o van de oude woningen, niet in een
prettig daglicht is gesteld.
Het moet spreker van het hart dat het zijns inziens beter ware geweest,
indien de huurverhoging intern was afgedaan. Hij benadrukt nogmaals,
dat de woningen, die hij heeft gezien, beslist in huur verlaagd moeten
worden.
De VOORZITTER zegt dat het onmogelijk is zonder het woning
bedrijf te horen, thans reeds concrete toezeggingen te doen.
De heer VERMEULEN vervolgt, dat de wethouder de huurders
verweten heeft, dat zij niet bij het woningbedrijf hebben gereclameerd
tegen de huurverhoging. Spreker kan het op dit punt niet met de wet
houder eens zijn. Deze .mensen gaan niet naar een ambtelijke instantie
i.e. het woningbedrijf, dat de huren heeft vastgesteld. Zij wenden zich
liever tot hun vertrouwensmannen bij hun organisaties. Bovendien blijkt
nu, dat burgemeester en wethouders deze stelling als veiligheidsklep
gebruiken. Eerst verhoogt men de huren en indien dit niet juist blijkt te
zijn, dan kan men gaan praten. Spreker meent, dat de wethouder geen
gelijk heeft.
Voor de bedrijfspanden is de maximaal toelaatbare huurverhoging van
15% toegepast. In 2e instantie wil spreker het verzoek doen ook de
huurverhoging van deze panden te bekijken. Bij de bedrijfspanden van
de gemeente, zo zegt spreker, zijn er verschillende die deze naam eigen
lijk niet kunnen dragen. Daarbij komt nog dat vooral de kleine nering
doenden deze panden gehuurd hebben. Zij leven op de grens van hun
bestaansmogelijkheid. Spreker is van mening, dat ook de panden leven
aan de grens van hun bestaan.
Betreffende de portiekverlichting zegt spreker, dat hij uit de woorden
van de wethouder heeft begrepen, dat de kosten hiervan niet in de
aanvankelijke opzet begrepen waren en dat deze kosten, ten laste van de
huurders moeten komen. Hij heeft echter geen antwoord gekregen op
zijn vraag of de kosten van portiekverlichting in de 25°/o huurverhoging
zijn begrepen. Zijn de kosten van de portiekverlichting echter boven de