224 16 OKTOBER 1957 25°/o huurverhoging berekend, dan is spreker van mening, dat dit in strijd is met de wet. Gaarne zou hij nog vernemen hoe de 25°/o huur verhoging yoor deze flats.is berekend. De heer TQXOPETJS heeft plezier in de discussie tussen de wethouder en de voorzitter van de fractie, waartoe de wethouder behoort. Spreker is verheugd dat dit alles nog goed voor de wethouder is afgelopen, tenminste de wethouder is er nog en de motie nog niet. Toch is spreker blij, dat hij de wethouder weer kan begroeten. Hij is van oordeel, dat de gemeente als volgt heeft geredeneerd. Het woningbedrijf moet alle huren met 25%> verhogen en als men niet klaagt dan is het wel goed. De nota is onder verantwoordelijkheid van de wet houder gemaakt. Spreker gelooft stellig niet dat dit een lapsus van de wethouder is. Zijn instelling is niet zo, dat hij redeneert van „leg de huurders maar iets op en als er geen protesten komen is het goed". Dit is stellig niet in de lijn van de gedachte van de voorzitter van de P.v.d.A.-fractie. Spreker heeft zich afgevraagd, waarom de bewoners niet geklaagd hebben en is van oordeel, dat dit wel eens kan liggen aan de almacht van de staat. Spreker zou gaarne zien, dat de wethouder zich in principe bereid verklaarde, de huren van de oude woningen te herzien en indien mogelijk tot de huurprijs van mei 1940 terug te keren. De heer VAN DEN EEDEN is in tegenstelling met de heer Vermeulen van oordeel, dat er naar de toestand van de krotwoningen een onderzoek zal worden ingesteld en dat het resultaat zal hebben. Speker heeft ver trouwen in burgemeester en wethouders. De bewoners zelf hebben geen machtsmiddel in handen om hun woningen tot krotwoningen te laten bestempelen, omdat hierover het advies aan de gemeente gevraagd wordt. De heer NIEUWLAAT acht de vergelijking van de wethouder van de noodwoningen met de krotwoningen niet juist. Spreker zou liever deze noodwoningen vergelijken met andere permanente woningen van de gemeente nl. op Schoolakker. Hij is ervan overtuigd, dat die vergelijking uitvalt ten gunste van de laatstgenoemde woningen. De wethouder heeft tot uitdrukking gebracht, dat de noodwoningen hoog onderhoud vergen. Hieruit vloeit voort, dat de kwaliteit van de noodwoningen niet zo prima is. Spreker vraagt of bij de 25°/o huurverhoging van deze woningen deze kwaliteit medespeelde en of het mogelijk is bij de Minister in verband met deze kwaliteit een verzoek in te dienen de huurverhoging voor deze woningen niet toe te passen. Wethouder JONGBLOED zegt, dat het hem niet mogelijk is thans op eigen houtje een beslissing te nemen. Burgemeester en wethouders zullen moeten beslissen na advies van het woningbedrijf. Spreker is van opvatting, dat de huren van de oude woningen opnieuw onder ogen zul len worden genomen. Van de beslissing zal mededeling aan de raad worden gedaan. De kosten van de portiekverlichting moet men los zien van de huur en van de toegepaste huurverhoging. De huur wordt voor deze woningen met 25°/o verhoogd en daarnaast wordt nog 0,15 voor portiekverlichting in rekening gebracht. Dat de kosten van de portiekverlichting niet in rekening worden gebracht was burgemeester en wethouders bekend, doch er is gewacht tot de huurverhoging om dit te wijzigen. De kosten van de portiekver lichting hadden van het begin af in rekening moeten worden gebracht. Het betalen uit de onderhoudsfondsen is ten onrechte geschied. De heer Nieuwlaat, zo zegt spreker, is met zijn antwoord over de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 224