234
16 OKTOBER 1957
cnder punt 3 zijn er afzonderlijke meters met afzonderlijke nota's te
wiens name het abonnement per meter is gesteld.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
31. Wijziging verordening heffing rechten openbaar slachthuis.
32. Verhoging bedrijfsverzekering openbaar slachthuis.
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
33. Vaststelling ambtenarenreglement en arbeidsovereenkomsten
verordening.
De heer RATTINK zegt:
Mijnheer de Voorzitter,
Ik wil beginnen met mijn waardering en dank uit te spreken voor de
totstandkoming van dit ambtenarenreglement en voor het vele werk
vooraf hieraan door verschillende personen verricht.
Deze dank en waardering sluiten niet in dat ik mij geheel kan vereni
gen met het voorliggende ontwerp. Bepaaldelijk niet met betrekking
tot de artikelen 10, 3e lid en 125. Beide bepalingen en wat artikel 125
betreft vinden we dit in het eerste lid, hebben dezelfde duidelijke strek
king, n.l. deze dat gehuwde vrouwen uit de dienst van de gemeente
worden geweerd.
Mijnheer de Voorzitter, deze materie is niet nieuw. In 1881 te Vlissin-
gen bij het l.o. begon de zaak van het ontslag van de huwende vrouw
te spelen. En sindsdien was het „In spin de boog gaat in, uit spuit de
boog gaat uit". Naar gelang van de stand op de arbeidsmarkt kreeg
de huwende vrouw al of niet ontslag en werd de gehuwde vrouw al
of niet geweerd. Naar gelang van die omstandigheden zag de overheid
blijkbaar ook haar stimulerende voorbeeld.
Mijnheer de Voorzitter. Met de mening dat de primaire taak van de
vrouw is gelegen in haar gezin, zeker als er kinderen zijn, kan ik mij
zeer wel verenigen. Maar deze stelling impliceert niet en behoeft dit
zeker ook niet te doen dat de huwende of gehuwde vrouw uit de dienst
van de gemeente moet worden geweerd.
Mijnheer de Voorzitter. De structuur wijzigt zich. Werd eerst de wer
kende vrouw met de nek aangekeken, thans vinden we het gewoon
dat een vrouw werkt. Door elke richting wordt voor de vrouw een
mogelijkheid geschapen om zich voor vele en velerlei beroepen te be
kwamen.
Het vraagstuk van de gehuwde vrouw in arbeidsdienst heeft als achter
grond de ontwikkeling van het maatschappelijk leven. Het is duidelijk
aanwijsbaar, dat onder de Nederlandse vrouwen een toenemende be
hoefte wordt gevoeld zich in het maatschappelijk leven te doen gelden
en dat vrouwen in steeds grotere mate aan het arbeidsproces gaan deel
nemen. Dit is het constateren van een feit zonder hierbij te ontkennen
en ik stelde dit reeds dat de taak van de gehuwde vrouw, aller
eerst in haar gezin ligt.
Maar ook dat gezin zal zelf moeten beoordelen of de vrouw arbeid
buitenshuis zal verrichten. Man en vrouw in onderling overleg zullen
hierover moeten beslissen en niet, zoals in dit reglement, de gemeente.
Door dit wel te doen tast zij de persoonlijke vrijheid aan.
Uit een rapport van het centrum voor Staatkundige Vorming is een
zelfde standpunt te concluderen. De meerderheid van de betrokken
commissie is van mening dat ingrijpen van de Staat èn als werkgever èn