Z 4| I verklaard. - 16 OKTOBER 1957 241 ren nu wel bekend hoe de raadsleden er over denken. Toch is het goed de duidelijk de standpunten te stellen. ve- Mejuffrouw Koppelaar heeft b.v. een stijgend gevoel van trots. Spreker i?an een stijgend gevoel van verbazing. In de onderhavige kwestie is geen sch sprake van het opleggen van arbeid, doch de vrouw zal zelf moeten bezien of zij de werkzaamheden op zich kan nemen. De wethouder heeft aar de argumenten herhaald, die gebruikt zijn in de vergadering van het [ert georganiseerd overleg. Hiermede trachtte hij de argumenten van de te- de genstanders te bestrijden. Spreker is echter van mening, dat de zwakheid de v van de stelling van burgemeester en wethouders spreekt uit de veelheid 5* en de grote verscheidenheid van de argumenten. Als wethouder kan iw. men een principieel standpunt aanhouden, doch bij de gebruikte vindt is F V\ spreker verschillende onprincipiële en aanvechtbare argumenten, iste f 5 De fysieke gesteldheid van de vrouw is ter sprake gekomen. De man ïan kan echter ook uitvallen bij het arbeidsproces door fysieke omstandig- der heden. Spreker is van mening, dat de vrouwen zeker zo gezond zijn als slfs mannen. lan De huidige verhoudingen op de arbeidsmarkt vertroebelen de discus- de sies. Men kan beter alles principieel stellen. Toch heeft hij bij de voor standers frontverschuivingen ontdekt. Eerst wordt gesteld, dat het een principiële zaak is; later stelt men dat het echter geen principiële zaak sns is. Voor spreker blijft dit een vraag. Volgens pater Beaufort is arbeid dat voor de gehuwde vrouw wel toegestaan. Volgens de heer Bastiaansen eft Y echter niet. Spreker is van mening, dat de heer Bastiaansen niet voor het voorstel van de heer Rattink wil zijn. De heer Minderhoud zegt dan ing piv I weer, dat de C.H.U. een merkwaardig gezelschap is met vrije menings- len A v uiting. Juist in principiële vraagstukken zijn de stemmen van de C.H.U. >ch s 8>j, merkwaardig verdeeld in de Staten Generaal. I P Het komt spreker voor, dat wij thans niet een principiële beslissing X J nemen maar een opportunistische of er wordt wel een principiële be- ror t 5 slissing genomen, doch men staat er verschillend tegenover. :en <4 N 3 - De dames Van Mierlo en Koppelaar en de heer Kools hebben gespro ker t.J p J ken over veel echtscheidingen, die het gevolg zijn van de buitenshuis- en X? arbeid door de vrouw. Persoonlijk en ambtshalve, zegt spreker, heeft ijn y f» i 0 hij veel te maken met echtscheidingen en in dit licht bezien, verwondert ng het hem dat minstens in 90°/'o van de gevallen de vrouw als eiseres op en. f treedt en haar een alimentatie wordt toegewezen. Dit duidt er niet op, iet es, -j \j 1 dat de oorzaak van de echtscheiding niet gelegen is in het feit, dat de "A Jé c vrouw buitenshuis werkt, an f Spreker is van mening, dat het niet mogelijk is na te gaan waarom ïn. r a J een huwelijk mislukt. Alleen de uiterlijke verschijnselen kunnen worden ch»-. A i waargenomen, doch de innerlijke moeilijkheden kent men niet. Men an*»"- (èt I i moet niet rekenen met de gevallen, waarbij door een slecht huwelijk de te 5» I 5 V vrouw uit het huisgezin vlucht en daardoor gedwongen wordt te gaan Zij I werken. Indien de echtelieden het over het werken van de vrouw eens tar ji - 1 zijn, dan is er naar sprekers smaak niet het desastreuze gevaar, dat hier a 4 wordt voorgelegd. r k. Spreker is van mening, dat de overheid zich in deze zaak niet mag de 1 2s mengen en dat de gehuwde vrouw niet in een slechtere positie mag ut, vji worden gebracht als de man. als t» 9 jSt f l De heer VAN DEN EEDEN merkt op, dat de K.A.B.O. in de verga- i f dering van het georganiseerd overleg zich met het voorstel heeft akkoord ak Mevrouw VAN MIERLO benadrukt nogmaals, dat volgens rapporten ij van de Voogdijraad/3uidelijk blijkt, dat door het werken van de vrouw is I J buitenshuis, de kinderen veel te kort komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 241