260 13 NOVEMBER 1957 dit tennispark zelf zou hebben aangelegd, zou het echter veel meer ge kost hebben. Dit laatste pleit voor een tegemoetkomende houding jegens Van Oosterum. Sprekers bezwaar tegen de gang van zaken is, dat het met Van Oosterum gesloten erfpachtscontract niet volledig is. Het was te voorzien, dat geen sluitende exploitatie mogelijk zou zijn. Burgemeester en wethouders hebben blijkens de stukken Van Oosterum hiervoor ge waarschuwd. Spreker mist bepaalde bedingen in het contract voor het geval Van Oosterum uit eigen vrije wil zich tot de gemeente zou wenden. Het contract is niet diep genoeg doorgepraat en niet van alle zijden bekeken. Dit is een ernstige lapsus in het contract. Spreker wenst er op aan te dringen, dat de gemeente als zij overeenkomsten sluit, deze nauw keurig nagaat. Wethouder JONGBLOED zegt, dat het voorstel in de afdeling voor openbare werken is behandeld. De afdeling is, globaal genomen, bereid om mede te werken aan de overname van het tennispark en het beëin digen der erfpachtsvoorwaarden; over de overnamesom bestond geen eensgezinde opvatting. Een lid der afdeling heeft zich van stemming onthouden. De hèer VERMEULEN zegt het volgende: Ondanks de lengte van het voorliggende preadvies, mijnheer de voor zitter, kan ik niet zeggen dat na het lezen daarvan de zaak mij volkomen duidelijk is. Bijvoorbeeld heb ik getracht uit Uw preadvies te achter halen welke nu in feite de overwegingen zijn geweest welke Uw college geleid hebben tot het doen van dit voorstel aan de raad. Ik meen dat daarover alleen handelt de 4e alinea uit Uw preadvies. U stelt daarin n.l., dat U meent dat er redenen zijn voor de gemeente, om de vraag van de huidige exploitant n.l. of er aanleiding kan worden gevonden het park door de gemeente te doen overnemen, omdat het hem niet mogelijk bleek daarin het levensonderhoud te verdienen voor zijn groot gezin tilssen haakjes mijnheer de voorzitter, als het gezin kleiner was zou het dan wel mogelijk zijn ernstig te overwegen. Deze Uws inziens ernstige redenen volgen dan. De sportbeoefening, zo zegt U verder letterlijk, wordt steeds meer een zaak van de overheid. Deze formulering vindt waarschijnlijk zijn grond in de onlangs plaats gehad hebbende wedstrijd tussen parlementariërs van Nederland en België. Voordien was het althans bij mijn weten niet de gewoonte dat de sport beoefend werd door de overheid. Ik neem aan, dat U echtei bedoeld zult hebben te zeggen, dat de zorg voor geschikte accommodatie voor het kunnen beoefenen van sport steeds meer een zaak wordt van de overheid en dat er weinig reden lijkt om de tennissport van deze zorg uit te sluiten. U meent verder te moeten stellen, dat men er over van mening kan verschillen of de overheid zich al dan niet met de exploitatie dient te belasten. U acht dit zelfs waarschijnlijk, waarvoor U dan weer als bewijs aanhaalt ik citeer nogmaals letterlijk „reden waarom indertijd het initiatief van de heer Van Oosterum kon worden toegejuicht". Deze toejuiching moet gezien worden als bewijs van voorkeur voor particulier initiatief boven overheidsexploitatie. Op dit punt haalt Uw preadvies echter twee zaken door elkaar, n.l. enerzijds de zorg welke de overheid dient te hebben voor de sport waarover geen verschil van opvatting bestaat nóch in deze raad nóch in Uw college en anderzijds de vorm waarin de overheid deze zorg dient te gieten. U gaat n.l. in Uw preadvies uit van de premisse, dat overheidszorg noodzakelijkerwijze overheids-exploitatie insluit. Zonder mij nu reeds uit te spreken over mijn standpunt t.a.v. dit laatste punt moet ik U eerlijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 260