266 13 NOVEMBER 1957 ling van de sportstichting. De taalkundige opmerkingen welke zijn ge maakt heeft spreker ter harte genomen. De opmerkingen van de heer Bastiaansen inzake de gevolgde proce dure zullen door de voorzitter wel beantwoord worden. Het voorstel van de heren Bliek en Van Boxtel en Mej. t' Sas om het voorstel terug te nemen, acht spreker niet juist. Burgemeester en wet houders hebben het voorstel goed bestudeerd en nu is het aan de raad om te beslissen of het dient te worden aangenomen of niet. Al samenvattend komt spreker tot de slotsom, dat de bezwaren van de raad zijn: 1. de verhouding van de gemeente tot de eigenaar is niet zakelijk ge noeg gehouden. Hiertegenover wil spreker stellen, dat het hier ook gaat om het tennispark voor de gemeente te behouden en goed te exploiteren en 2. het bedrag van de aankoop is te hoog. Spreker denkt hierbij aan het dubbeltje van de heer Van Boxtel. Dit dubbeltje is wel degelijk enige malen omgedraaid. Het komt wel niet geheel terug in de gemeentekas maar wel geheel ten goede aan de sport. Wethouder JONGBLOED heeft aan hetgeen wethouder Stubenrouch heeft betoogd, niet veel meer toe te voegen. Ten aanzien van de opmer king van de heer Mol zegt spreker, dat het contract met de heer Van Oosterum gesloten, wel degelijk goeddoordacht is. Men kan echter bij het sluiten van een contract er niet van uitgaan, dat een der partijen er nadien weer vrijwillig van af wil zien. Vanwege de gemeente zijn er bij het sluiten van het contract alleen bepalingen gemaakt, die voorzien in het geval Van Oosterum niet aan zijn verplichtingen voldoet. De ver plichtingen zijn: het betalen van een erfpachtscanon ad 10,per jaar en het in goede staat houden van het tennispark. Aan deze verplichtingen wordt tot nu toe voldaan. Met het voorstel dat thans aanhangig is heeft het erfpachtscontract niets te maken. Het is thans zover, dat Van Oosterum niet meer vooruit kan. Nu kan de gemeente wel zeggen, ik doe niets en wacht tot hij komt. Doch zover is het thans nog niet en het ligt niet voor de hand, dat dit ogenblik spoedig zal komen. Burgemeester en wethouders laten al maanden hun gedachten gaan over de vraag, wat er moet gebeuren. Het bezwaar van de heer Kramers tegen de verkoop van de strook grond aan Van Oosterum is ongegrond, nu de gemeente het recht van terugkoop houdt. Er is een uitgang aan de zuidelijke kant. Een tweede toegang is niet noodzakelijk. Bij openstelling van het park zijn dan twee tourniquets en twee controleurs nodig. Van de andere kant is het nood zakelijk, dat de gemeente langs de noordzijde op het terrein kan komen. De toegangsweg is thans voldoende breed, doch als de bestemming van het park op een of andere wijze verandert, kan het mogelijk zijn, dat deze weg breder wordt. De heer Van Oosterum heeft over de thans te verkopen strook zijn tuin aangelegd en nu de gemeente geen behoefte aan de strook heeft, is er geen bezwaar tegen, dat hij deze behoudt. Wat de bergplaats betreft, diene het volgende. Indertijd had de A.J.C. op het terrein haar onderkomen. De A.J.C. is naar het Heuvelkwartier verhuisd en daarna naar de Kloosterlaan. Er is naar gestreefd haar hier voor schadeloos te stellen. Het gebouw is niet overgeplaatst, omdat de kosten groter zouden zijn, dan het gebouw zelf. In de erfpachtsovereen komst is overeengekomen, dat Van Oosterum voor dit gebouw 600, zou betalen als hij de grond zou kopen. De 4.000,door de heer Vermeulen genoemd, is de geschatte waarde van het bijgebouw. Spreker wil de heer Bastiaansen er op wijzen, dat z.i. de afdeling van openbare werken wel het aangewezen orgaan is om in deze te adviseren, al ligt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 266