268 13 NOVEMBER 1957 zijn. De vraag rijst of de gemeente een taak heeft, wanneer een particu lier een initiatief heeft genomen en dit initiatief mislukt. Moet de gemeente, wanneer de initiatiefnemer, die door een contract verbonden is en tot de ontdekking komt, dat hij dit contract niet kan naleven, zich tot de gemeente wendt, meer doen, dan waartoe zij con tractueel verplicht is? Moet de gemeente zeggen: „Kom maar hier, ik neem alles over en vergoed de schade ook nog?" Men kan nu redeneren, laten we het toch maar doen, want het is in het belang van de sport, doch dan maakt men geen onderscheid tussen het algemeen belang enerzijds en de zakelijke verhouding tegenover de exploitant anderzijds. Spreker blijft van mening, dat deze zaak onvoldoende zakelijk is voor bereid. In het betoog van de wethouder vindt hij geen schijn van bewijs voor het tegendeel. De wethouder heeft nog iemand geraadpleegd, die deskundig is op dit gebied. Dit is dan blijkbaar gebeurd, omdat het de wethouder voorkwam, dat het ene advies niet afdoende was om daarmede de overnameprijs te motiveren. Spreker vraagt zich af of de deskundige weet, dat van zijn naam in deze vergadering wordt gebruik gemaakt. Hij zal het op prijs stellen indien dat advies schriftelijk wordt uitge bracht. Wat zijn de oorzaken, dat het park niet rendabel is? Ligt dit aan de gemeente? Neen, want de gemeente heeft meer gedaan, dan van haar mocht worden verwacht. Het gehele complex inclusief de loods is uitgegeven voor een canon van 10,per jaar. De heer Mol heeft indertijd gezegd dat dit een reële pacht was. De gemeente heeft het terrein geëgaliseerd. Dit kostte 10.000,behalve hetgeen aan de G.S.W.R. is uitgegeven. De verlichting is niet alleen tot aan het toe gangshek door de gemeente betaald, doch ook voor de helft tot aan het paviljoen, het laatste onder voorwaarde, dat de heer Van Oosterum enige banen zou verlichten. Spreker is ter plaatse gaan kijken. Een enkele baan is van een schijnwerper voorzien. Hij heeft zich afgevraagd of de pachter hiervoor nu werkelijk 2.500,heeft betaald, zoals in de specificatie is vermeld. De loods, welke oorspronkelijk in gebruik was bij de A.J.C. was heus niet zo slecht. Dit herinnert spreker zich van vroegere bezoe ken. De aanschaffingskosten bedroegen als spreker zich goed herinnert 10.000,De loods is in het erfpachtscontract gewaardeerd op J 600,—. Hier is toch wel sprake van verkapt subsidie. Nu beweert de wethouder wel, dat niet de loods op 4.000,wordt gewaardeerd, maar hetgeen er aangebouwd is. Het is zo, naar spreker heeft gezien, dat de loods en het er bij gebouwde in gebruik zijn als werkplaats en berg ruimte. In de specificatie is sprake van het overnemen van een werk plaats en bergruimte. Hoe dan ook, in het bedrag ad 4.000,is de loods inbegrepen. Spreker heeft in eerste instantie gevraagd om inzage van de boekhouding. De gemeente gaat hier zaken doen. Hoe is het bedrag ad 180.000,dat, naar Van Oosterum gezegd heeft, in de zaak is geïnvesteerd, samengesteld? Is dit bedrag werkelijk geïnvesteerd? Niemand kan dit zeggen, tenzij men inzage krijgt in de boekhouding. Spreker blijft bij hetgeen hij in eerste instantie al gevraagd heeft, inzage van de boekhouding, verlies- en winstrekening en overlegging van een balans. Ieder zakenman zou deze stukken wensen te zien. Niet echter de gemeente. Spreker moge dan op dit punt conservatief lijken, hij blijft op zijn standpunt staan. Op deze wijze zou spreker nog geruime tijd door kunnen gaan, doch hij meent, dat hij hiermede reeds voldoende heeft aangetoond, dat het antwoord van de wethouder niet steekhoudend is. Hij wenst de wethouder er op attent te maken, dat hij de lengte van het preadvies niet heeft bekritiseerd. Spreker heeft geen behoefte aan lange preadviezen, noch aan korte, doch wel aan goede. De waarde van een voorstel wordt niet bepaald door de lengte. In het onderhavige geval is de lengte niet in overeenstemming met de inhoud.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 268