290 11 DECEMBER 1957 betaald. Is de opleiding tot noodwachter niet een vrijwillige beschik baarstelling van gemeentepersoneel, waarvoor zij boven hun normale loon geen vergoeding meer zouden moeten ontvangen? Wethouder ROMSOM antwoordt, dat diverse ambtenaren van de dien sten en bedrijven hun medewerking geven aan de B.B. Als men het diploma behaalt wordt er een minimale vergoeding van 25,- gegeven, dit tevens om de animo er in te houden. Voor oefeningen wordt geen vergoeding gegeven; alleen buiten diensttijd is er sprake van een matige vergoeding. De VOORZITTER wijst er op, dat men ook in de particuliere sector een vergoeding voor de bedrijfszelfbescherming kent. Deze heeft be trekking op de buiten de normale diensturen vallende tijden. De door Breda toegekende vergoedingen zijn gebaseerd op de landelijke normen; ook elders worden deze betaald. Het uurloon is niet afgeleid van dat in de dagelijkse functie, dus niet referendaris-uurloon, commiezen-uur loon etc. Het is een B.Z.B.-uurloon. De heer TOXOPEUS meent dat hier sprake is van een tijdsverschijn sel; vroeger was het mogelijk werk voor de gemeenschap op vrijwillige basis te doen verrichten. Er ontstaat twijfel aan de doelmatigheid van deze opzet; zullen deze mensen in tijden van gevaar werkelijk opkomen? Spreker denkt in dit verband aan ervaringen, welke tijdens de Bredase evacuatie destijds werden opgedaan. Misschien wordt het nog erger als men de mensen gaat honoreren voor deze diensten. Alles bij alles is het een onplezierige zaak. De heer RATTINK heeft zich afgevraagd of deze opleiding wel in de vrije tijd moet gebeuren; het lijkt hem mogelijk dat dit in diensttijd kan gebeuren. Voorts is hem de gratificatie-berekening nog niet duidelijk. De heer MINDERHOUD vraagt voor welke ambtenaren deze vergoe ding nu bestemd is. Volgens spreker is een ambtenaar eigenlijk steeds in dienst. Voor deelneming aan oefeningen moet men niet afzonderlijk betalen. 4 De heer KRAMERS wijst er op, dat B.B. en B.Z.B. afzonderlijke zaken zijn. Bij de bedrijfszelfbescherming gaat het om de eerste hulp, die in het bedrijf zelf geboden wordt. Het personeel is dan vanzelfsprekend aanwezig. Maar er is training nodig en dat kost extra tijd in de avond uren. Spreker acht een vergoeding daarvoor normaal. Als men eventueel werkelijk dienst moet doen, is er uiteraard geen sprake van betaling. De heer BRINKERHOF vraagt waarom er verschil in de beloning is tussen secretarie, openbare werken en sociale zaken. Het zal toch wel hetzelfde werk betreffen. Mejuffrouw KOPPELAAR vermoedt dat de grootte der bedragen af hankelijk is van het aantal deelnemers. Vermoedelijk zullen deze zich ook voor een na-oefening graag beschikbaar stellen. Spreekster acht het werk van de deelnemers te appreciëren en vindt de vergoeding dan ook verantwoord. Wethouder ROMSOM antwoordt de heer Brinkerhof dat het uurloon voor de diverse takken van dienst en de secretarie gelijk is. Het verschil in de geraamde bedragen houdt verband met de omvang van het amb tenarencorps. Overigens gaat het hier om een simpele vergoeding; er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 290