294
11 DECEMBER 1957
en vorige jaren regelmatig vragen zijn gecoupeerd, die in het centraal
rapport waren gesteld. Dit is inderdaad waar. Vooral als geruime tijd
in de behandeling der begrotingsstukken verloopt, zullen zich steeds
zaken voordoen, die vragen bij de begrotingsbehandeling voorkomen.
Het is onjuist te spreken van uitholling der begrotingsbehandeling. Door
de bij burgemeester en wethouders voorgestane methode is er te meer
kans een vraagstuk grondig te behandelen. De begroting is een „zwaar
stuk" in het beleid. Daarom is het goed detailpunten van incidentele
aard afzonderlijk te behandelen. Overigens wil spreker de zakelijke zijde
der voorliggende stukken in 2e instantie gaarne aan de betrokken wet
houders ter beantwoording van de sprekers voorleggen, nadat de raad
de gevraagde principiële uitspraak heeft gedaan. Met betrekking tot de
opmerkingen van de heer Kroon wil spreker toegeven, dat hij zich voor
kan stellen, dat men deze stukken liever in het kader van het totale
subsidiebeleid wil zien. Daarom kan hij zich ook voorstellen dat men
liever tot de begrotingsbehandeling wil wachten. Maar het bezwaar is,
dat de afdeling gezegd heeft: wij wensen er nu niet over te spreken.
Spreker is het eens met de opmerkingen van de heer Van den Eeden.
Het college was bij het ontwerpen der voorstellen niet eens op de hoogte
van de gestelde vragen in het centraal rapport. Het is duidelijk, dat
burgemeester en wethouders niet de intentie hebben om de begrotings
behandeling uit te hollen.
Met betrekking tot de impasse, waarop de heer Toxopeus doelt, merkt
spreker op, dat ook bij andere gelegenheden wel eens om spoedeisende
redenen besloten is zonder advies van de betrokken raadsafdeling.
De heer VERMEULEN heeft ernstige bezwaren tegen de gegeven
voorstelling van zaken. De afdeling voor de subsidies heeft niet gewei
gerd advies uit te brengen, maar heeft geadviseerd de behandeling tot
de begrotingsbehandeling uit te stellen. Een materieel advies had echter
inderdaad gegeven kunnen worden.
Spreker blijft op het standpunt staan, dat het feitelijk resultaat van
de door burgemeester en wethouders voorgestane behandeling tot uit
holling van de begrotingsdebatten leidt.
De VOORZITTER haalt een deel van de notulen aan van de vergade
ring van de afdeling voor de subsidies, gehouden op 6 december 1957.
Hij leest voor:
„De heer VERMEULEN merkt op, dat in het centraal rapport door
„raadsleden vragen gesteld zijn over het Zuidelijk Toneel. Het komt hem,
„hangende de beantwoording van deze vragen door het college, niet
„gewenst voor deze verhoging aan de orde te stellen, te meer nu deze
„vragen het gehele subsidiebeleid ten aanzien van het Zuidelijk Toneel
„in discussie zullen brengen; hij stelt voor de behandeling uit te stellen.
„De heer VAN BOXTEL meent ook dat uitstel de voorkeur verdient.
„Hij zegt, dat zijn ervaring is, dat in de laatste vergadering voor de be
grotingsbehandeling steeds belangrijke raadsvoorstellen worden gedaan.
„In het belang van een juiste begrotingsbehandeling stellen meerdere
„leden voor het voorstel van de agenda af te voeren; uitstel van een
„maand is naar hun mening voor het Zuidelijk Toneel niet onoverkomelijk.
„Het voorstel van de heer VERMEULEN het voorstel hangende de
„beantwoording van de vragen in het centraal rapport gesteld, niet in
„behandeling te nemen in verband met een juist begrotingsdebat, wordt
„met 3 tegen 2 stemmen aangenomen.