11 DECEMBER 1957 297 Mevrouw VAN MIERLO onderschrijft het betoog van wethouder Romsom. Het is een urgente kwestie. Voor sommige categorieën is èr weliswaar werk buiten de stad gevonden, doch voor velen is dit op medisch voorschrift niet toegestaan. Mejuffrouw KOPPELAAR zou het betreuren als deze zaak uitgesteld zou worden. Men moet weten waar men aan toe is. De heer BRINKERHOF heeft het twijfelachtige genoegen gehad des tijds zitting te hebben in een door wethouder Romsom geïnstalleerde commissie voor de werkplaats voor minder-validen. Het was niet de bedoeling de werkplaats te combineren voor lichamelijk en voor geeste lijk minder validen. Dank zij de activiteit van de commissie ging de werkplaats resultaten afwerpen. Drie commissieleden hebben daarvoor stad en land afgelopen. De werkplaats groeide van 8 deelnemers tot 58. De commissieleden hebben echter gemeend hun activiteiten te moeten staken omdat zij nooit inzage kregen van de boeken. Spreker leest nu uit de stukken, dat de kosten van de afdeling imbe- eillen zouden drukken op de werkplaats voor lichamelijk minder validen. Is het overzicht door een accountant opgemaakt, of heeft de boekhouder dit samengesteld? De heer WEZENBEEK heeft vernomen, dat de tijdelijke werkplaats in de Oranjeboomstraat, die als noodmaatregel is bedoeld, door de arbeids inspectie is afgekeurd. De afdeling Don Bosco heeft steeds apart ge werkt, maar deze lokaliteiten waren nodig voor de kweekschool. Spreker vreest, dat bij gebreke van andere ruimte nog lange tijd van de voor malige Kwatta-fabriek gebruik zal moeten worden gemaakt. Hij verzoekt daarom enige hoognodige verbeteringen aan te brengen. De fabriekstrap is zeer ongeschikt voor gebruik door gebrekkige mensen. Wethouder ROMSOM memoreert, dat de leden Van den Eeden, Mevr. van Mierlo en Mej. Koppelaar de urgentie van de onderhavige zaak nog eens hebben geaccentueerd. De arbeidsinspectie zal nog even geduld hebben, gelet op de omstandigheden. Intussen stelt het departement van sociale zaken een onderzoek in naar de toestanden in de werk plaatsen voor minder-validen. Breda zal dan wel kunnen sluiten. Voor nieuwbouw zijn 800.000,tot 1.000.000,nodig. Als de gemeente momenteel het nodige kapitaal kan aantrekken, zou het mogelijk zijn een bestaand gebouw, dat acceptabel is, in te richten voor dit doel. Bij het rijk is al getracht deze financieringsmiddelen te verkrijgen. Er zijn thans geen 58 tewerkgestelden, zoals de heer Brinkerhof be weerde, maar reeds 80. Het is jammer, dat nog minder-validen naar Roosendaal en Oosterhout doorgezonden moeten worden, terwijl er nog 70 mensen thuis moeten wachten tot er plaats is. Spreker herinnert aan de naamgeving van de nieuwe werkplaats, n.l. „Zonneschijn". Mëf betrekking tot de opmerkingen van de heer Brinkerhof antwoordt spreker, dat het goed is over het verleden niet te spreken. Hij wil een en ander graag nog eens met de heer Brinkerhof persoonlijk opnemen. De overgelegde cijfers zijn door de accountant opgemaakt. Spreker wil besluiten met de mededeling, dat waarschijnlijk een be legger bereid is het momenteel nodige kapitaal te verstrekken, mits hij zekerheid heeft omtrent het percentage, waartegen de opbrengst van de nationale woningbouwlening aan de gemeenten wordt doorgegeven. De VOORZITTER concludeert, dat het schrijven van burgemeester en wethouders voor kennisgeving is aangenomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 297