-3- De heer Bastiaansen zegt, dat een sollicitatie te laat is binnengekomen. Deze kandidaat is echter niet beoordeeld. Spreker vra^t of dit uitsluitend te wijten is aan het feit, dat de voorgeschreven termijn is overschreden. De Voorzitter deelt mede, dat het niet juist is een te laat ingekomen solli citatie te accepteren, indien geschikte kandidaten aanwezig zijn. Iets anders is het indien er slechts een of twee sollicitaties zouden zijn ingekomen. Overigens bevreemdt het spreker, dat de desbetreffende persoon die in Breda woont en nog wel in het vak zit, na twee oproepingen, niet op de hoogte zou zijn van de vacature. De heer Brinkerhof is de voorzitter dankbaar voor diens uiteenzetting. Toen de heer Van Kampen kennis kwam maken had spreker de raadsstukken nog niet ontvan gen. De heer Van Kampen kwam binnen met de mededeling, dat hij even kennis kwam maken en dat hij no. 1 op de voordracht stond voor benoeming van directeur der lichtbedrijven. Spreker kreeg de indruk, dat de kandidaat meende, dat de zaak voor hem al beklonken was. De heer Van den Eden zegt, dat de heer Van Kampen een zeer eenvoudig man is, die bij hem een goede indruk heeft achtergelaten. Eenvoud trekt spreker aan. Het is vervelend voor de kandidaten de raadsleden af te moeten gaan; zij hebben nu eenmaal het idee, dat ze van de raadsleden afhankelij k zijn. Aan de eerste in- 0 druk moet niet te veel waarde worden gehecht. Het bezoek komt er toch op neer van: "Wil je a.u.b. aan me denken". De heer Cosi.in zegt, dat hij langer dan 10 minuten met de kandidaten heeft gesproken. Uiteraard heeft hij uit hoofde van zijn beroep velerlei vragen op technisch gebied gesteld. Gezien de ontwikkeling en de capaciteiten meent spre ker, dat op technisch gebied de heer Van Kampen hoger aangeslagen dient te wor den dan Ir. de Heer. De heer Samson is van oordeel, dat hoe meer men hoort, hoe moeilijker het wordt een keuze te doen. De voordracht bevat heel jonge ingenieurs. Hij vraagt zich af of wel absoluut een ingenieur dient te worden benoemd. Er waren bij de sollicitanten ook directeuren van andere gemeente-bedrijven, die terzake toch wel meer ervaring zullen hebben. Spreker zou gaarne vernemen waarom deze soort kandidaten zijn afgevallen. Spreker is het niet eens met de heer Minderhoud. De man met de beste capa citeiten dient te worden benoemd. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders van mening zijn, dat een w academische opleiding voor onderhavige functie noodzakelijk is om een overwicht op de omgeving te kunnen hebben. Voor het bedrijf is een directeur en een adjunct directeur nodig. De functie van adj.directeur is momenteel ook vakant, ofschoon wel iemand met de tijdelijke waarneming is belast. Een gradering van deze func tie is absoluut noodzakelijk. De heer Vermeulen is van oordeel, dat beide voorgedragenen vaktechnisch niet gelijkwaardig zijn aan de zittende hoofdambtenaren. De situatie zal dus zo worden, dat de nieuwe directeur technisch de mindere zal zijn van het ondergeschik te personeel. Als persoon zal dan de nieuwe directeur op de juiste tactische wijze gebruik moeten zien te maken van de technische kennis van zijn ondergeschikten. Spreker is juist voor wat dit punt betreft bang, dat dit het aanwezige personeel zal stoten. De Voorzitter zegt, dat iemand met een academische opleiding een fundament heeft voor wat betreft zijn algemene menselijke ontwikkeling; deze personen zullen gemakkelijk staan tegenover de mensen uit de praktijk met een lagere opleiding. De heer Brinkerhof vraagt of het gewenst is, dat Burgemeester en Wethouders aan de kandidaten vertellen, dat zij nummer een of twee op de voordracht staan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 312