32 13 FEBRUARI 1957 plan overeenkomstig de daarvoor bestaande voorschriften der woningwet ter visie gelegen heeft en wel met ingang van 20 december 1956 gedu rende vier weken, zodat deze termijn op 6 januari 1957 was beëindigd, dan heeft U daarin niet ten volle het gelijk aan Uw kant. Inderdaad hebt U niet gehandeld in strijd met de voorschriften van de woningwet, maar U hebt zich bij het bepalen van de termijn voor het ter inzage leggen gehouden aan de in deze wet daarvoor voorge schreven miniinuintermijn. Er was geen enkel bezwaar wettelijk en gezien de ingrijpendheid van het plan zou het m.i. aanbevelenswaardig zijn geweest, indien door U de termijn ruimer zou zijn genomen. Mo gelijk zouden dan meer mensen dan nu in de gelegenheid zijn geweest zich persoonlijk een oordeel te vormen. Ik zou het op prijs stellen, Mijnheer de Voorzitter, indien U voortaan bij soortgelijke gevallen met deze gemaakte opmerking rekening zoudt willen houden. Een tweede zin in Uw preadvies, Mijnheer de Voorzitter, welke ik liever achterwege gelaten had gezien is die, waarin Uwerzijds wordt gesteld, dat de Raad in principe aanvaard heeft het ontwerpplan zoals dit ter visie heeft gelegen. Indien de informatieve vergadering, waarop mijnerzijds ten zeerste prijs wordt gesteld, er toe zouden leiden dat de discussie daardoor binnenskamers zou worden gevoerd en de openbare behandelingen daardoor niet veel meer dan tot een formaliteit zouden gaan worden dan zou ik onder die omstandigheden liever af zien van informatieve vergaderingen. De genoemde zin in Uw preadvies nu, Mijnheer de Voorzitter, suggereert m.i. n.l. een bepaald gebonden zijn van de Raad t.a.v. het voorliggende plan, welke door mij formeel maar ook moreel wordt af gewezen. Dc Woningwet kent ook niet de figuur, Mijnheer de Voorzitter, dat een Raad zich zou binden aan een ontweqrplan; zij kan wel opdracht geven tot het doen maken daarvan. De Raad stelt nu echter, op dit mo ment, het plan vast in volle vrijheid zonder enige relatie met welke af spraken of toezeggingen dan ook al of niet gedaan in informele bijeen komsten, afwegende daarbij de voordelen van het ontwerpplan tegen alle daartegen van buiten ingebrachte of bij haar zelf inmiddels ge rezen bedenkingen. Ik meende er goed aan te doen, Mijnheer de Voorzitter, deze bemer kingen de procedure op zich betreffende te doen voorafgaan aan de bespreking van het plan op zich, omdat het goed is te weten over en weer in dit samenspel tussen Uw college en de Raad op welke wijze men, althans voorwat mijn fractie betreft, dit samenspel denkt te moeten spelen. Als ik nu terugkom op het plan zelf, Mijnheer de Voorzitter, zoals ons dit vanavond ter vaststelling wordt aangeboden, dan wil ik begin nen met mijn waardering te betuigen aan de stedebouwkundige dienst van onze gemeente, welke met grote voortvarendheid, maar daarom met niet minder zorg en liefde voor onze stad kans heeft gezien een plan te ontwerpen, waardoor enerzijds de groeimogelijkheden van onze stad worden bevorderd door het elimineren van daartegen momenteel reeds bestaande, doch in de toekomst ongetwijfeld nog steeds groter wordende, bezwaren. Anderzijds dit doet op een wijze, welke er op berekend is niet alleen de oude stadskern zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke opzet te hand haven, doch daaraan waar mogelijk nieuwe luister toe te voegen. Zoals Uzelf in Uw toelichting bij de Bouwverordening stelt, kan het voorliggende plan in drie delen worden onderscheiden, welke overi gens ten nauwste samenhangen. 1. Het saneringsgebied tussen Kloosterplein, Boschstraat, Vlaszak en Pasbaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 32