13 FEBRUARI 1957 35 oude binnenstad is voor mij aanleiding geweest over mijn aanvankelijke bezwaren heen te stappen. Ik moet gelijktijdig zeggen, dat niet al mijn fractiegenoten op dit punt dezelfde opvatting zijn toegedaan dan ik. Zij zullen van hun op dit punt afwijkende mening in de loop van de discussie wel doen blijken. De alternatieve oplossing van het Comité Behoud Binnenstad is voor mij onaanvaardbaar. Te weinig komen daarbij m.i. naar voren de ge volgen welke voor de Haagdijk zelf vastzitten aan een uitvoering van het door hen voorgestelde plan. Bij een wegbreedte van 12 meter zoals door hen voorgesteld moet ben ik wel ingelicht een afstand van 20 meter tussen de gevels als noodzakelijk worden gesteld. Dit betekent dat op korte afstand van de ruimte welke nu reeds is tussen de Brugstraat en de Haagdijk op de Haagdijk gebroken moet gaan worden, waardoor kleine stukken van deze straat geïsoleerd zullen komen te liggen tussen enerzijds de ruimte tussen de Brugstraat en de Haagdijk, anderzijds tussen dit stuk Haagdijk en dat van voorbij deze nieuwe verkeersweg. Of daarmede nu het be lang van de neringdoende op de Haagdijk wordt gediend is op zijn minst genomen twijfelachtig. Het wederom opengraven voor een deel van de reeds gedempte haven heeft mede om het voorafgaande naar mijn gevoel geen zin. Tenslotte, Mijnheer de Voorzitter, kan ik U dus mededelen, dat mijn fractie met het voorliggende plan akkoord kan gaan onder voorbehoud voorwat betreft de Haven, waarover enkele leden van mijn fractie van een afwijkende mening zullen blijkgeven. Ik wil nogmaals mijn grote waardering uitspreken voor al diegenen, die zich met het ontwerpen van dit plan hebben bezig gehouden en daaraan tevens de hoop verbinden, dat het mag leiden tot het doel waar voor het werd ontworpen. De actie, gevoerd door het Comité Behoud Binnenstad, verdient even eens de waardering Mijnheer de Voorzitter, van ons college, omdat zij door hun actie nog eens extra heeft benadrukt de belangrijkheid van de beslissing, welke wij vandaag gezamenlijk nemen. Moge deze beslissing een goede zijn, Mijnheer de Voorzitter. De heer RATTINK zegt: Mijnheer de Voorzitter. Het plan dat thans ter discussie is, is een groots plan. Voor de durf en de visie welke uit dat plan spreken, heb ik respect. Dit verhindert niet dat enige leden van mijn fractie en ik tegen een bepaald onderdeel bezwaren hebben. Het plan valt in drie grote delen uiteen. Over een van deze delen, n.l. de demping van de Haven, wil ik toch wel graag e.e.a. opmerken en bezwaren ten berde brengen. De demping van de Haven speelt met tussenpozen nu al 17 jaar. Op 27 juni 1940 werd besloten tot demping; 10 jaar later, 14 juni 1950 weer een gelijk besluit met 18 stemmen vóór 17 tegen en thans is dat onderwerp weer aan de orde. Driemaal scheepsrecht? Waarschijnlijk meer. Immers indien nu toch demping van de Haven wordt aanvaard t.z.t. zal het krediet voor de uitvoering nog aan de orde komen. En waar dit een plan op lange termijn is zal de dan zittende Raad mogelijk anders kunnen oordelen. In deze gang van zaken schuilt, indien de Haven dan nu gedempt mocht worden een zekere troost voor hen, die geen voorstander zijn. Alles is nog niet verloren. Het moderne verkeer stelt zijn eisen. Ontegenzeggelijk. Maar het is de vraag of die eisen hier moeten prevaleren boven hetgeen verloren zal gaan. De bedoeling van het Haven-parkeerterrein is om het verkeer zo dicht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 35